Algemene didactiek Flashcards

1
Q

Wat is didactiek?

A

de theorie van de systematische intentionele hulp door leerkrachten verschaft door middel van het cultuurgoed, aan zich vormende leerlingen op weg tot cultuurwezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke 3 niveaus situeert de onderwijs-opdracht zich?

A
  • macroniveau
  • eindtermen - minimumdoelen
  • ontwikkelingsdoelen
  • leerplannen
  • Referentiekader voor Onderwijskwaliteit (ROK)
  • mesoniveau
  • pedagogisch project op school
  • eigen keuzes m.b.t. uitbreidingsdoelen, volgen leerplannen, …
  • microniveau
  • lesdoelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is didactiek precies, vanuit verschillende invalshoeken?

A
  • etymologisch: didasdein = onderwijzen
  • praktijkmensen
    = leert hoe we moeten lesgeven of welke technieken we moeten gebruiken bij het aanleren
  • vanuit wetenschap
    = de theorie van de systematische en intentionele hulpbieding bij leerprocessen
  • onderwijskunde = wetenschap van de structuren en processen van het onderwijs met het oog op hun optimalisering
  • bedoeling of intentie van didactiek?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vatten we het begrip didactiek samen?

A

Didactiek betreft alle WAT en HOE-vragen en heeft een normerend karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het model van van Gelder?

A
  • beginsituatie
  • doelstelling
  • strategieën
  • praktijk
  • evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van een model van didactische aanpak?

A
  1. hulpmiddel van het denken (reductie van complex geheel)
  2. faciliteert samenhangend redeneren over een bepaalde praktijk, tekortkomingen en problemen
    * probleem: de beginsituatie van een gevalstudie wijzigt… (concretiseer de verandering van het proces)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de voorwaarden voor een model van didactische aanpak?

A
  • het model moet eenvoudig zijn
  • het verband tussen praktijk en model moet duidelijk zijn
  • het model moet aanwijzingen bevatten voor de praktijk
  • het model moet toepasbaar zijn op zeer uiteenlopende praktijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is nog kenmerkend aan de voorwaarden voor een goed didactisch model.

A
  • didactisch model: cyclisch proces
  • ‘never-ending story’ (leren)
  • steeds bij te sturen vanuit de verschillende stappen
  • waakzaam: dynamisch karakter van realiteit!
  • bijna verplicht de complexe werkelijkheid te vereenvoudigen naar de werkbaarheid ervan!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg volgende component van het didactisch handelen uit: doelstellingen.

A

‘Een degelijke planning start met het formuleren van de doelen die we wensen te bereiken.’
- Hoe bepaal ik een doelstelling?
* Soorten doelstelingen?
- Hoe formuleer ik een doelstelling?
* concreet SMARTI
- Hoe orden ik een doelstelling?
* gedragsniveau
* inhoudsniveau
* transferniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg volgende component van het didactisch handelen uit: de beginsituatie.

A

Om het realiseren van de doelstellingen realistisch in te schatten is het nodig zicht te hebben op de beginsituatie/beïnvloedingsfactoren.
- voorbeelden: lln, lkrn, socio-structuur leergroep, situationele mogelijkheden, externe factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 vragen stel je je bij het in kaart brengen van de beginsituatie?

A
  • Wat is het beginniveau van de jongeren. Wat kunnen ze al, wat nog niet?
  • Welke interesses hebben ze?
  • Bij vorming aan leerkrachten: vb. “Welke vooroordelen/mythes spelen er rond bepaalde thema’s?”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 3 stappen in het onderzoek naar de beginsituatie?

A
  • nadenken: opsporen en inventariseren van de relevante beginvoorwaarden
  • kijken: observeren van de beginvoorwaarden
  • standpunt innemen:
  • adaptatie vs. selectie
  • remediëren vs. compenseren (REDICODIS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg volgende component van het didactisch handelen uit: strategieën ontwikkelen.

A

= ‘Een aantal activiteiten en hulpmiddelen selecteren die ons helpen bij het bewerkstelligen van het leerproces.’
- didactische principes helpen om strategieën te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn didactische principes?

A

Consequenties, voorschriften, krachtlijnen in verband met het didactisch handelen.
Zeer algemene stellingen waar we rekening mee moeten houden, niet alleen wanneer we kiezen voor een bepaalde manier van werken, maar ook bij het voorbereiden en uitvoeren van onze handelingen.
Het zijn dus geen concrete, directe aanduidingen in verband met een methode, maar wel lichtbakens.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 7 didactische principes?

A
  1. aanschouwelijkheidsprincipe
    - ASA-model: aanschouwelijk - schematisch - abstract
  2. activiteitsprincipe
  3. belangstellingsprincipe/motivatieprincipe
  4. integratieprincipe
  5. herhalingsprincipe
  6. individualisatieprincipe
  7. beperkings- en geleidelijkheidsprincipe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de twee vormen van praktijkleren?

A
  • onrechtstreeks of intermediair leren
  • contexten worden ontwikkeld, waarbij studenten geen echt contact hebben met de praktijk
  • rechtstreeks leren
  • leren via een echte oefensituatie
17
Q

Leg volgende component van het didactisch handelen uit: de evaluatie.

A

= Achterhalen welke leerdoelen niet of in onvoldoende mate bereikt zijn om de gepaste maatregelen te kunnen treffen voor bijsturing, om dus eventueel in te grijpen bij vastgestelde hiaten of tekorten. Bij evaluatie moet er dus steeds een terugkoppeling, een feedback gebeuren naar de doelstellingen.

18
Q

Wat zijn de verschillende vormen van evaluatie?

A
  • summatief = op het einde gaan we evalueren wat je kent, slagen of niet slagen
  • formatief = tijdens het proces, geen punten
  • product (wordt beoordeeld)
  • proces (wordt beoordeeld)
  • aard van beoordeling:
  • relatieve beoordeling: normgerefereerd
  • absolute beoordeling: criteriumgericht
  • leerlinggerichte beoordeling: individueel vergelijkingspunt