Yordi 3.1 week 1-5 Flashcards
Wat is de epidimiologie van multiple myeloom?
86 000 nieuwe gevallen per jaar, telt voor 0.8% van alle nieuwe gevallen van kanker.
De incidentie is ruim 4 / 100.000 inwoners. De mediane leeftijd is 65 jaar. Bij de ziekte hoort een mediane leeftijd van 65 jaar en komt iets vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
Wat is de Etiologie / pathologie van multiple myeloom?
Het multipel myeloom (Ziekte van Kahler) is een maligne woekering van de plasmacellen die voor het merendeel een monoklonaal eiwit (IgG-proteïne of paraproteïne) uitscheiden. Een M-proteïne komt overigens veel vaker voor dan bij een multipel myeloom alleen; de grote meerderheid betreft goedaardige of reactieve aandoeningen.
Wat is de symptomatologie van multiple myeloom?
- Pathologische fracturen en chronische pijn
Maligne plasmacelgroei in de botten, aanmaak botafbraak-promotend eiwit wat leidt tot
botresorptie
- Neurologische manifestaties als verwarring, zwakte, lethargie, constipatie en polyurie
Ten gevolge van hypercalciemie ten gevolge van toegenomen botresorbtie (zie 1)
- Terugkerende bacteriële infecties
Verminderde productie van normale Immunoglobulines (IG’s) doordat over het algemeen meer IgG wordt gemaakt.
- Renaal falen (multifactorieel probleem)
Bence-Jones proteinuria (een door neoplastische plasmacellen uitgestoten IG light chain)
Hypercalciemie
Hoe wordt de diagnose van multiple myeloom gesteld?
Vaak kan een diagnose worden gesteld door radiografische bevindingen. Definitieve diagnose moet worden gedaan door beenmerg onderzoek (bij een toename van abnormale plasmacellen>30%). Verder laten de meeste multiple myelomen waarden zien van meer dan 3 gm/dL van serum Ig (meestal IgG, IgA) en/of meer dan 6 mg/dL Bence-Jones protein in de urine.
Wat is de behandeling van multiple myeloom?
Tot op heden is er geen curatieve optie voor het multipel myeloom. Toch blijken de huidige intensieve chemotherapieschema’s levensverlengend te werken.
Patiënten jonger dan 65 jaar ontvangen polychemotherapiekuren + corticosteroïden, gevolgd door hoge dosis Melfalan en autologe stamceltransplantatie (er is immers niet iets mis met de stamcellen, maar met de (tot plasmacellen ontwikkelde)B-cellen). Het is echter wel noodzakelijk om het aantal stamcellen weer op niveau te brengen na een intensieve chemotherapie. Als er een HLA-identieke familiedonor is, kan overwogen worden hierna nog een allogene stamceltransplantatie te doen.
Het merendeel van de patiënten (multipel myeloom is een ziekte van de ouderen) zal echter behandeld worden met milde orale chemotherapie (combinatie van melfalan en corticosteroïden) al dan niet gecombineerd met thalidomide. Veel patiënten zullen baat hebben bij radiotherapie bij pijnlijke bothaarden. De behandeling wordt onderscheiden in een algemeen deel en een specifiek deel.
Het algemene deel bestaat uit:
immobilisatie vermijden: hoe minder in bed, hoe beter;
conditieverbetering (wandelen, zwemmen, evt. fietsen);
spieroefeningen, gericht op versterking van onder meer de rugspieren;
pijnbestrijding;
voldoende vochtintake (ten minste 2,5 liter/24 uur);
profylaxe botafwijkingen: bisfonataten, bijvoorbeeld APD-infusie (één keer per maand, gedurende 12 tot 24 maanden);
bestrijding van hypercalciëmie d.m.v. zoutinfuus (4 tot 6 liter per 24 uur);
eventueel hemodialyse bij sterk gestoorde nierwerking.
Specifieke behandeling: er zijn verschillende manieren om de kwaadaardige cellen kwijt te raken. Hiertoe worden gerekend:
chemotherapie (melfalan, vincristine, adriamycine);
corticosteroïden, met name dexamethason;
bloedvatgroeiremmers (thalidomide en lenalidomide);
eiwitafbraakremmers (bortezomib/velcade).
Verder wordt nu gekeken naar een nieuw soort behandeling, namelijk het toedienen van proteasome-inhibitoren. Proteasome is een cellulair organel dat zorgt voor de afbraak van misvormde eiwitten. Misvormde eiwitten zorgen namelijk voor cel-apoptose. Myelomacellen staan erom bekend om ongevouwen, misvormde Ig-proteinen te accumuleren. Wanneer de afbraak hiervan kan worden geremd, is er een kans dat er grotere cel-apoptose van multiple myelomen plaatsvindt. (De Vries, blz 314, 315; Robbins, blz 599 t/m 601)
Wat is de epidimiologie van AML?
10/10.000 per jaar; Mediaan rond de 65 jaar. De incidentie neemt toe met de leeftijd. Alleen in de U.S. is er al sprake van 13.000 nieuwe gevallen per jaar.
Wat is de etilogie van AML?
Vaak onbekend. Kan de novo ontstaan of tegen een achtergrond van myelodysplasia of
cytotoxische chemotherapie; Risicofactoren zijn:
Ioniserende straling
Chemicaliën, zoals benzeenderivaten en bepaalde cystostatica en medicijnen (melphalan en etoposide)
Chromosomale en genetisch afwijkingen (risico 30x hoger bij trisomie-21)
Andere hematopoietische stoornissen, zoals aplasie van het beenmerg, myelodysplasie, myelofibrose en polychythemia vera.
Wat is de pathologie van AML?
AML is een tumor van hematopoeitische progenitoren(precursorcellen), ontstaan door een oncogenetische mutatie, die ervoor zorgt dat deze niet meer differentiëren (VB: t(8;21) translatie). Verder lijken ook groeifactoren en genen die coderen voor het epigenoon (= omgevingsfactoren die bij het ontstaan van de cel aanwezig zijn) een belangrijke rol te spelen.
Wat zijn de klinische verschijningsvormen van AML?
Hoe wordt AML gediagnosticeerd?
In principe kan elke vorm van leukemie worden gediagnostiseerd door onderzoek op gestold
perifeer bloed en op beenmerg:
Bloedwaarden: HB laag, WBC hoog, Trombocyten laag
Beenmergonderzoek: verhoogd aantal cellen, verminderde erythropoiesis (= productie van erytrocyten), verminderde hoeveelheid megakarycytoten. Vervanging door ‘blastcells’ (= in dit geval myelodie stamcel) >20%
Verder onderzoek
Immunofenotypering van de blasten (soms bij AML): classiferen leukemie
Cytogenetisch onderzoek : definitieve diagnose en verdere classificatie van de subtypen van AML en ALL
Coagulatieprofiel (=bloedstollingsonderzoek): vanwege de trombocytopenie en kans op intravasale stolling.
Wat is de behandeling van AML?
Palliatieve therapie
Voor patiënten met een verhoogd risico. Lage dosis chemotherapie/cytostatica wanneer een initiële remissie is bereikt.
Curatieve therapie
Bij de meeste patiënten onder de 60 jaar, bij afwezigheid van enige comorbiditeiten. Gemiddeld intensieve chemotherapie wordt uitgevoerd (4 cycli van behandeling met een interval van 3-4 weken). Geen allogenenetische stamcel transplantatie, omdat de risico’s groter zijn dan de voordelen. De overlevingskans voor deze groep is 80%.
Het uitvoeren van een allogenetische transplantatie. Het inbrengen van vreemde cellen kan een immuunreactie op gang brengen tegen het ingebrachte weefsel, het goede weefsel van de patiënt en de kankercellen van de patient. Bij patiënten met een zeer hoog risico, vaak oudere patiënten, want die reageren minder goed op chemotherapie door comorbiditeiten en hebben een agressievere vorm van AML. Ook patiënten die een relaps van een initiële remissie ondervinden (zie palliatief) ontvangen een allogenetische stamcel transplantatie. Hierbij moeten de voordelen van de allogenetische stamcel transplantatie worden opgewogen tegen de nadelen (giftigheid). Er is hierbij sprake van een geringe succeskans.
Actieve therapie:
Bij zowel palliatieve als curatieve therapie gebruikt
Voorkomen van symptomen van anemie: herhaalde transfusie van rode bloedcellen
Preventie en controle van bloedingen (door thrombocytopenia)
Behandeling van infectie
Voorlichting: van de patiënt, familie over hygiëne en isolatiemogelijkheden
Therapeutisch: combinatie van antibiotica en antifungaal.
Controle van hyperuricaemia (= verhoogd level van urinezuur in het bloed):
Door hydratering en prophylactische allopurinol (Remt het enzym xanthine-oxidase, dat de oxidatie van hypoxanthine tot xanthine en verder tot urinezuur katalyseert). (Kumar en Clark, blz 454, Robbins blz. 611-614)
Wat wordt in de oncologie verstaan onder stagering, stadiering, disseminatie, gradering en classificatie?
Stagering: hieronder wordt de indeling volgens TNM verstaan. Gebaseerd op de grootte van de primaire laesie, zijn mate van verspreiding naar regionale lymfeklieren en de aan- of afwezigheid van metastases. Stagering is van grotere klinische waarde dan gradering.
Stadiëring: dit is het indelen van TNM combinaties in verschillende stadia (I t/m IV). Stadium IV houdt metastasen op afstand (M1) in.
Disseminatie: is de verspreiding of uitzaaiing van een kwaadaardig gezwel.
Gradering: is de maligniteitsgraad/agressiviteit (gebaseerd op de cytologische differentiatie van tumorcellen en het aantal mitoses in de tumor), beoordeeld door een patholoog. Graad I t/m IV.
Classificatie: is de indeling van verschijnselen in klassen. Het vastleggen van de uitbreiding van de primaire tumor, aan- of afwezigheid van metastasen (lymfeklier/hematogeen) volgens een bepaald systeem, bijvoorbeeld het TNM systeem. Classificeren is belangrijk voor de behandeling, prognose, resultaten vergelijken, evalueren en duidelijkheid bij communicatie over oncologische patiënten.
Waarom is er een TNM-classificatie; wat betekenen de letters. Waarom is dit systeem niet bij alle vormen van kanker toepasbaar?
Redenen om te classificeren zijn:
Het bepaalt de keuze van behandeling
Het geeft een indicatie van de prognose
Het geeft de mogelijkheid resultaten van de behandeling te vergelijken en te evalueren
Het schept duidelijkheid bij de communicatie over oncologische patiënten
Het TNM-systeem drukt uit:
T: de lokale uitbreiding van de primaire tumor (Tumor)
T0: geen primaire tumor aangetoond
Tis: carcinoma in situ
T1-4: toenemende afmeting van de tumor en/of de mate van doorgroei in de omgeving
N: de aan- of afwezigheid van lymfekliermetastasen (Nodes)
N0: geen regionale lymfekliermetastasen
N1-3: toenemende aantal lymfekliermetastasen en/of fixatie aan de omgeving
M: de aan- of afwezigheid van metastasen op afstand, vaak hematogene metastasen
M0: geen metastasen op afstand
M1: metastasen op afstand
Tot metastasen op afstand worden gerekend:
Lymfekliermetastasen voorbij het regionale lymfekliersysteem
Hematogene metastasen
Het TNM-systeem is alleen voor solide tumoren. Het systeem is niet toepasbaar op bijvoorbeeld de hersenen, aangezien deze geen lymfeklieren kennen en dus geen N1 metastasen kunnen vormen. Het is eveneens niet toepasbaar op leukemie, aangezien dit een systeemziekte is.
Voor een tumor met vier T-categorieën, drie N-categorieën en twee M-categorieën zijn 24 combinaties mogelijk. Combinaties met een vergelijkbare prognose worden voor een aantal tumoren weer samengevoegd (stage grouping) in tumorstadia die aangegeven worden in Romeinse cijfers. Zo kan bijvoorbeeld een T3M0 tumor in een zelfde prognostische categorie (stadium) vallen als een T1M1 tumor. (de Vries, H2, 45-46)
.Wat is het verschil tussen cTNM en pTNM?
Het TNM-systeem wordt onder andere verdeeld in een klinisch (cTNM) en een pathologisch systeem (pTNM). De tumoruitbreiding van het cTNM-stadium wordt uitsluitend bepaald op basis van het lichamelijk onderzoek en het beeldvormend onderzoek. De tumoruitbreiding van het pTNM-stadium wordt bepaald door de pathologische gegevens van het resectiepreparaat. Het kan namelijk voorkomen dat bij microscopisch onderzoek blijkt dat lymfeklieren metastasen aanwezig zijn die klinisch niet zijn waargenomen. Zo kan het voorkomen dat preoperatief een cT2N0M0 wordt gediagnosticeerd en postoperatief een pT2N2M0. Dit heeft grote gevolgen voor een verdere behandeling. (de Vries, H2, 45-46)
Wat betekent de aanduiding x bij een of meer letters van het TNM-systeem?
Bij het TNM-systeem is, naast het lichamelijk onderzoek, voor alle typen tumoren precies aangegeven welke beeldvormende en/of laboratoriumonderzoeken minimaal uitgevoerd moeten zijn om het tumorstadium te kunnen vaststellen. Indien een of meerdere onderzoeken niet zijn uitgevoerd, wordt bij de betreffende letter (T,N of M) een x gezet in plaats van een getal.