Hester 3.1 week 1-5 Flashcards
Bespreek de epidemiologie, etiologie/pathologie, klinische verschijningsvormen, diagnostiek en aanvullend onderzoek, behandeling en prognose van acute lymfatische leukemie bij volwassenen
Epidemiologie
200 nieuwe gevallen per jaar. Vooral bij kinderen en vaker bij mannen
Etiologie Geen eenduidige oorzaak, wel risicofactoren (tasten DNA aan): - Ioniserende straling - Chemische stoffen - Chromosomale en genetische afwijkingen - Virussen - Andere hematopoietische stoornissen
Pathologie
Systeemziekte. Maligne proliferatie van het lymfatische systeem (lymfatische leukemie) en in het bijzonder van de voorlopercellen van de witte bloedcellen. Uitbreiding van beenmerg naar bloedbaan en andere reticulo-endotherliale organen (lymfeklieren, milt, lever). Elk orgaan kan aangedaan worden.
klinische verschijningsvormen
Door verdringing normaal beenmerg: neutropenie, anemie, trombocytopenie.
Andere verschijnselen: hyperuricemie, hyperkaliëmie, stollingsstoornissen, lymfeklierzwellingen in hals, oksels, liezen, splenomegalie, hepatomegalie, zwelling van de testes, hypertrofie van de gingiva
Andere klachten: bot- of gewrichtspijn, subfebriele temperatuur, nachtelijk transpireren, hevige hoofdpijn, braken, nekstijfheid, papiloedeem, uitvalsverschijnselen van craniale en perifere zenuwen
Bij hoge aantallen circulerende blasten in het bloed kunnen verschijnselen optreden als gevolg van leukostase met ‘sludging’ (= ‘settling out of solid particles from solution’) van blasten in de capillairen, bijvoorbeeld:
- Somnolentie, verwardheid, duizeligheid, hoofdpijn
- visusstoornissen
- kortademigheid
Diagnostiek en aanvullend onderzoek
- onderzoek beenmerg: bij AL vaak monotoon beeld met 100% blasten
- volledig bloedbeeld
- immunofenotypering
- cytogenetisch onderzoek
- cerebrospinale vloeistof onderzoek
- stollingsonderzoek
- lever- en nierfuncties
- microbiologische inventarisatie en gericht microbiologisch onderzoek
- röntgenfoto borst
Behandeling en prognose
Doel: complete remissie.
1. Meerdere zeer intensieve cytostatische kuren
2. Adjuvante behandeling van CZS lokalisaties (intrathecaal chemotherapie)
Preventieve maatregelen tegen recidieven bij AML en ALL:
- Twee jaar onderhoudsbehandeling met lage dosering cytostatica.
- Bij ongunstige vorm ALL en geschikte donor allogene stamceltransplantatie.
De ondersteunende behandeling
- implanteerbare veneuze toegangssysteem (infusie of voeding)
- preventie en behandeling van infecties
- onderhouden van een goede voedingstoestand (diëtist)
- goede mondhygiëne (mondhygiënist)
Deskundige verpleegkundige zorg
De palliatieve behandeling:
- anemie: symptomatische (eventueel ook profylactische) behandeling met erytrocytentransfusies.
- trombocytopenie: symptomatische behandeling met trombocytentransfusies bij hinderlijke bloedingen (dus niet alleen maar op het lage getal transfunderen!)
- neutropenie: behandeling van infecties, eventueel profylactisch
Prognose
- Mediane overleving onbehandelde patiënten: 3 maanden
- 70-80% met behandeling in complete remissie
- vijfjaarsoverleving 40%
- Landurige overleving met mogelijk genezing na uitsluitend chemo: 30-50%
- Met allogene SCT genezing: 50-70%
Bespreek epidemiologie, symptomen, aanvullend onderzoek en behandeling van CML.
Epidemiologie
- 14% van de leukemiën
- Piek tussen 40 en 60 jaar, frequentie neemt toe met leeftijd
- Kenmerk: philadelphia chromosoom
- Langzaam progressief verloop
- Bij geen genezing: blastencrisis (90%myeloid, 20% lymfoid) of myelofibrosis en dood na 3-4 jaar.
Symptomen
- Vaak pas in de chronische fase, soms geen symptomen.
- Door verdringing normaal beenmerg: anemie, neutropenie (minder bij CML i.v.m onaangedaan lymfoïde systeem) trombocytopenie.
- Soms alleen leukocytose, moeheid, miltvergroting
Aanvullend onderzoek
- Volledig bloedbeeld (handmatige leukocytendifferentiatie en aantallen bloedcellen)
- Cytogenetisch onderzoek
- Stollingsonderzoek
- Lever- en nierfuncties, urine zuur en electrolyten
- Microbiologische inventarisatie en gericht microbiologisch onderzoek
Behandeling
- Imatinib (signaal-blokker)
- bij niet werken imatinib: nieuwe generaties signaalblokkers
- allogene stamceltransplantatie (laatste optie, curatiekans 70%)
Palliatief
Behandelen van anemie, trombocytopenie en neutropenie
Bespreek de epidemiologie, etiologie/pathologie, klinische verschijningsvormen, diagnostiek en aanvullend onderzoek, behandeling en prognose van chronisch lymfatische leukemie bij
Epidemiologie
Meest voorkomende vorm leukemie, vooral tussen 65 en 67 jaar. Elk jaar 600-700 patiënten, meer mannen
Etiologie Geen eenduidige oorzaak, wel risicofactoren (tasten DNA aan): - Ioniserende straling - Chemische stoffen - Chromosomale en genetische afwijkingen - Virussen - Andere hematopoietische stoornissen
Pathologie
Systeemziekte. Maligne proliferatie van het lymfatische systeem (lymfatische leukemie) en in het bijzonder van de voorlopercellen van de witte bloedcellen. Uitbreiding van beenmerg naar bloedbaan en andere reticulo-endotherliale organen (lymfeklieren, milt, lever). Elk orgaan kan aangedaan worden.
Klinische verschijningsvorm Meestal asymptomatisch. Anders: - Terugkerende infecties door (functionele) leukopenie en immuunfalen (verminder aantal immunoglobulinen. - anemie - Pijnloze lymfadenopathie. - Milt discomfort
Meest voorkomend na onderzoek: - Anemie - Koorts (door infectie) - Gegeneraliseerde lymfadenopathie - Hepatosplenomegaly, soms massief Geen van deze tekenen hoeven aanwezig te zijn.
Diagnostiek en aanvullend onderzoek - HB - Bloedbeeld - Beenmergpunctie - Immunofenotypering - Cytogenetisch onderzoek - Directe Coombs test: om vast te stellen of de afbraak van rode bloedcellen door antistoffen de oorzaak is van de bloedarmoede (hemolytische anemie). - immunoglobulinen - Lever- en nierfuncties, urinezuur en elektrolyten. - Immunofenotypering. (zie ook vraag 2/3)
Behandeling en prognose
Curatie is niet haalbaar. Alleen milde chemotherapie bij klachten of teveel risico op beenmergverdringing. Palliatieve therapie. Overlijden vaak aan andere oorzaken dan CLL. Jaarlijkse influenzavaccinatie vereist. Jarenlange levensverwachting. Mediane overlevingsduur: 10-20 jaar
Beschrijf de specifieke immunologische gevolgen voor de patiënt met kanker
- selectieve groei van antigen-negatieve varianten
- Verlies of verminderede expressie van MHC moleculen
- Activatie van immunoregulaire patronen
- uitscheiding van immunosuppresieve factoren
- Inductie van regulaire T-cellen
Leg uit hoe bij een maligne aandoening cachexie, koorts, anemie, hypercalciaemie, en paraneoplastische syndromen ontstaan
Cachexie
- Malabsorptie, braken en diarree
- door kanker verandering in metabolisme eiwitten, vetten en koolhydraten –> vermagering
- vrijlating van chemokinen
- minder eetlust
Koorts
- soms infectie
- cytokinen geproduceerd door tumor
- neutropene sepsis
Anemie
- bloedverlies
- malabsorptie
- deficiëntie ijzer of foliumzuur
Hypercalcaemie
- botdestructie door metastasen
- hormonale mechanismen tumor
Paraneoplastisch syndroom
- ectopische hormoonproductie
- vorming van anti-lichamen als reactie op een maligniteit met kruisreactiviteit tegen andere lichaamseigen eiwitten
- veneuze trombose
Wat zijn tumor markers?
Intracellulaire eiwitten of glycoproteinen van het celoppervlak, vrijgelaten in de circulatie en gedetecteerd door immuno-assays.
Kunnen wijzen op tumorweefsel en handig bij monitoren van het aanslaan van een behandeling.
Oppassen door meestal lage specifiteit
Weefsel tumor markers: Er komen steeds meer weefsel specifieke markers
Beschrijf kort de epidemiologie (in Nederland en de wereld), risicogroepen en screening, pathologie en biologisch gedrag, eerste klinische verschijnselen, diagnostische methoden en stagering, principes van de behandeling, prognose en follow up van Gastrointestinale tumoren
Oesofaguscarcinoom
Epidemiologie
Hoge incidentie oosten en delen Afrika en Zuid-Amerika. In Europa Normandië, Bretagne en Noordoost Italië.
In NL per jaar 1100 nieuwe patiënten. Incidentie: 6,8/100.000. Sterfte: 1000
Risicogroepen en screening
Vooral bij >40 jaar, frequentie neemt toe met de leeftijd
Pathologie en biologisch gedrag
- Belangrijkste typen: Plaveiselcel- en adenocarcinoom.
- Groeit vaak exofytisch (=groeiend naar de buitenzijde) het oesofaguslumen in tot submucosaal.
- Soms intramurale satellietmetastasen. Metastasering naar lymfogeen, cervicala, peri-oesofagale en paratracheale lymfeklieren. Hematogene metastasering naar longen en lever.
Klinische verschijnselen:
- Vaak pas laat klachten van bijv. passage.
- verslikken, hoestbuien en speekselvloed
- vermagering, soms cachectisch
Diagnostische methoden en stagering
- Endoscopie en biopten
- endoscopische ultrasonografie
- CT mediastinum en abdomen
- echografie hals met eventueel dunne-naaldbiopsie van afwijkende lymfeklieren.
- Chirurgische exploratie
Principes van de behandeling
- Chirurgie en radiotherapie: hoe hoger de tumor, hoe moeilijker de chirurgie –> curatieve radiotherapie soms i.c.m. chemotherapie
- niet curatief: passageherstel
Prognose en follow up
Curatie kan mogelijk zijn voor T 1-3N0Mo. Vijfjaarsoverleving i.g.v. geen metastase: 50%
Vijfjaarsoverleving metastasen: 10-15%
Beschrijf kort de epidemiologie (in Nederland en de wereld), risicogroepen en screening, pathologie en biologisch gedrag, eerste klinische verschijnselen, diagnostische methoden en stagering, principes van de behandeling, prognose en follow up van Gastrointestinale tumoren
Maagcarcinoom
Epidemiologie
- In 2005: 2000 nieuwe patiënten
- mortaliteit: 1500 patiënten
- Incidentie mannen 14/100.000, incidentie vrouwen 6/100.000
Risicogroepen en screening
- Niet vaak in geïndustrialiseerde Westerse landen, wel in bijv. Japan
- Veelal ouder dan 50 jaar
- meer bij mannen
- mogelijke oorzaak: gepekeld en gerookt voedsel
- Predisponerende factoren: adenomateuze maagpoliepen, chronische gastritis door H. pylori, chronische atrofische gastritis met vit B12 deficiëntie of pernicieuze anemie, partiële maagresectie in het verleden wegens ulcus.
Pathologie en biologisch gedrag
- adenocarcinomen (>95%): intestinale type (voorafgegaan door dysplasie) of zegelringcel type.
- vooral in antrum en cardia
- kunnen exofytisch papillomateus groeien of meer infiltrerend
- lokale doorgroei mogelijk naar omgevende organen (pancreas, lever, milt en omentum
- lymfogene metastasering schildwachtklieren rond de maag naar coeliacale lymfeklieren, lymfeklieren langs pancreas.
- Hematogene metastasering mogelijk naar lever, longen, ovarium, skelet en huid.
Klinische verschijnselen
- Een tumor bij de pylorus of de cardia zal door obstructie eerder klachten geven dan een tumor in de fundus of corpus.
- meestal geen vroege symptomen
- Mogelijke klachten: met tegenzin eten, vage bovenbuikklachten, klachten van zuurbranden en pijn, klachten passend bij anemie, passageklachten (cardiacarcinoom), braken na eten (prepylorisch antrumcarcinoom), bloed braken en/of zwarte stinkende ontlasting, gewichtsverlies.
- Klachten bij tumoruitbreiding: pijn door doorgroei in de plexus coeliacus, obstructieklachten, bolle buik door ascites, pijn in onderbuik of stuitje, zwelling in de hals.
Diagnostische methoden en stagering
- Specieel fysisch-diagnostisch onderzoek: lichaamsgewicht, palpabele tumor in de bovenbuik, levermetastasen, ascites, supraclaviculaire lymfekliermetastasen, metastasen in cavum Douglasi (rectaal toucher).
- Aanvullend diagnostisch en stageringsonderzoek: gastroscopie (staat centraal met het nemen van meerdere biopten), CT abdomen, Hb, leverfuncties en diagnostische chirurgische exploratie.
Principes vd behandeling
- Curatie mogelijk: adenocarcinoom, gastrointestinale stromatumor, sarcoom of maligne lymfoom
- Operatief verwijderd incl. regionale lymfeklierstations
- Maligne lymfoom: ook chemo- en radiotherapie
- Niet-curatieve behandeling: passageherstel, verminderen van pijn en bloeding.
Prognose en follow up
- slechte prognose door late herkenning
- Gunstig: classificatie T 1-2 N0 M0
- Relatief gunstige prognose: kleine tumor, lymfekliermetastasering beperkt tot regionale lymfeklierstation, maligne lymfoom beperkt tot maagwand, beperkte GIST of leiomyosarcoom, wanneer radicale behandeling mogelijk is.
Beschrijf kort de epidemiologie (in Nederland en de wereld), risicogroepen en screening, pathologie en biologisch gedrag, eerste klinische verschijnselen, diagnostische methoden en stagering, principes van de behandeling, prognose en follow up van Gastrointestinale tumoren
pancreascarcinoom
Epidemiologie
1800 nieuwe patiënten per jaar; Incidentie 8,8/100.000
Risicogroepen en screening
- vooral oudere leeftijdsgroepen (>30 jaar)
- zowel mannen als vrouwen
- Vaker bij mensen die roken of chronische ontsteking pancreas
- bij 80% al te uitgebreid voor resectie
Pathologie en biologisch gedrag
- Vooral adenocarcinomen, meestal pancreaskop.
- Carcinomen dicht bij de papil van Vater: in relatief vroeg stadium obstructieklachten –> pijnloze icterus.
- Elders gelokaliseerd: sluipend doorwoekeren.
- Regionale lymfekliermetastasen: kan overal langs pancreas
- Hematogene metastasering: vooral naar de lever
Klinische verschijnselen
- Aanvankelijk vage klachten en symptomen: gespannen gevoel in de bovenbuik, zeurende pijn in epigastrio (al of niet gecombineerd met een uitstralende pijn naar de rug), progressieve rugpijn die vaak ‟s nachts erger is, gewichtsverlies, moeheid, algemeen onwelzijn, pijnloze icterus (met of zonder jeuk en/of vergrote galblaas), week-vettige ontkleurde ontlasting en donkerbruine urine en weerstand in de bovenbuik.
- Mogelijke bevindingen zijn: icterus, vergrote galblaas, weerstand in de bovenbuik en supraclaviculaire lymfekliermetastasen (links).
Diagnostische methoden en stagering
Echografie, CT abdomen, endoscopische retrograde cholangio-pancreaticografie en exploratie laparotomie (als de tumor mogelijk resectabel is).
Principes vd behandeling
- Curatieve behandeling is meestal niet mogelijk door late herkenning.
- Curatieve operaties zijn: Pylorussparende pancreaticoduodenectomie (verwijdering pancreaskop, duodenum, galblaas en lymfeklieren).Partiële distale pancreatectomie
- Niet curatieve behandeling: obstructies opheffen (gastrojunostomie), galgangendoprothese (icterus met jeuk),
- Ernstige rugpijn pijnbestrijding door coeliacus Block
- Soms palliatief via chemo of radiotherapie.
Prognose en follow up
- De 5-jaarsoverleving: na radicale resectie +/- 40%.
- Prognose van een niet-resectabel pancreascarcinoom: meestal op korte termijn slecht
Beschrijf kort de epidemiologie (in Nederland en de wereld), risicogroepen en screening, pathologie en biologisch gedrag, eerste klinische verschijnselen, diagnostische methoden en stagering, principes van de behandeling, prognose en follow up van Gastrointestinale tumoren
Maligne primaire levertumoren
Epidemiologie
- Hepatocellulair carcinoom: wereldwijd een van de meest voorkomende maligne tumoren. Hangt samen met het in sommige landen bijna endemisch voorkomen van virale hepatitis.
Risicogroepen en screening
- vooral mannen 50-75 jaar.
- oorzaken: levercirrose en chronische virale hepatitis
- Hepatocellulair carcinoom in niet-cirrotische levers: vooral vrouwen onder 50 jaar.
- Cholangiocarcinoom: 50-75 jaar, zowel mannen als vrouwen.
- Chronische galwegontsteking verhoogt de kans.
- Incidentie van deze samen is 3,8/100.000.
- Galblaascarcinoom incidentie is 0,7/100.000
Pathologie en biologisch gedrag
- Hepatocellulair carcinoom: tumorcellen met verschillende mate van differentiatie. Biologisch gedrag: bepaald door ernst onderliggende leverziekte en tumorkenmerken
- Het cholangiocarcinoom en galblaascarcinoom zijn adenocarcinomen. Perihilaire cholangiocarcinoom: manifesteert vroeg, resectie vaak mogelijk. Intrahepatische cholangiocarcinoom: presenteert in laat stadium. Galblaascarcinoom: presenteert zich in een niet te behandelen stadium.
- Metastasering uitsluiten (lever en long metastaseren het meest)
Klinische verschijnselen
- Intrahepatische tumoren zijn veelal symptoomloos.
- Symptomen bij overige patiënten zijn: zeurende buikpijn, plotselinge pijn, gewichtsverlies, moeheid, malaisegevoel, jeuk, toenemen van al jaren bestaande zeurende bovenbuikpijn en slechte eetlust
- Plotselinge verslechtering van levercirrose
- Tumoren met compressie op galwegen: obstructie-icterus
Diagnostische methoden en stagering
Diagnostiek: echografie, CT abdomen, ERCP (endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie), tumormarkers (alfa-foetoproteïne bij hepatocellulair en CA19.9 bij cholangio), exploratieve laparotomie (als de tumor mogelijk resectabel is).
Principes vd behandeling
- Enige curatieve optie: resectie
- Curatieve operaties: Partiële leverresectie soms met galwegen: lokale destructie van de tumor kan door precutane ethanol-injectie of radio-frequente ablatie óf Levertransplantatie
- Niet-curatieve behandeling: Hepatocellulair carcinoom: chemo-embolisatie, een deel van de tumor sterft hierdoor af, Cholangio- en galblaascarcinoom met obstructie icterus en jeuk: galgang-endoprothese.
Prognose en follow up
5-jaarsoverleving hepatocellulair carcinoom: 50-70%, na resectie 30-70%. Na resectie cholangiocarcinoom: 25%
Galblaascarcinoom: zeer slechte prognose
Beschrijf kort de epidemiologie (in Nederland en de wereld), risicogroepen en screening, pathologie en biologisch gedrag, eerste klinische verschijnselen, diagnostische methoden en stagering, principes van de behandeling, prognose en follow up van Gastrointestinale tumoren
Colon/rectumtumoren
Epidemiologie
- 9000 nieuwe gevallen per jaar, tweede doodsoorzaak maligne tumoren (bij vrouwen 2e, bij mannen 3e plek) Coloncarcinoom & rectumcarcinoom incidentie: mannen: 64,2/100.000, vrouwen: 45,2
Risicogroepen en screening
- Meestal >50 jaar, gemiddeld 67.
- Oorzaak: combinatie omgeving en erfelijke aanleg
- Risicogroepen: Eerder colon- of rectumcarcinoom, 1e graads familieleden met colorectaal carcinoom, culitis ulcerose en Crohn, erfelijke aandoening heriditair nonpolyposis colorectaal carcinoom (HNPC), familiaire adenomateuze polyposis (FAP)
Pathologie en biologisch gedrag
- Ruim 95% adenocarcinomen.
- Meerderheid dikke-darmcarcinomen ontstaat uit adenomateuze poliepen
- Mucosa neoplastische poliepen vertoont premaligne kenmerken (dysplastische afwijkingen), de mucosa van niet-neoplastische poliepen is normaal
- Kans op maligne ontaarding van poliep neemt toe met: grootte, aanwezigheid van een villeuze component en mate van dysplasie.
- Proces van een zich ontwikkelend colon- of rectumcarcinoom, drie fasen: dysplasie, carcinoma in situ en infiltrerend carcinoom. Kan presenteren als exofytisch groeiende papillomateuze tumor, uitbreiding richting darmlumen.
- Carcinomen in caecum of colon ascendens vaak papillomateus.
- Carcinomen in colon descendens en sigmoïd groeien veelvuldig circulair structurerend: obstructieklachten.
- Doorgroei coloncarcinoom: dunne darm, maag, blaasdak, uterus, ovarium, buikwand.
- Doorgroei rectumcarcinoom: blaasbodem, prostaat, vagina, anus, wand van kleine bekken.
- Lymfogene metastasering: eerste lymfeklierstations direct tegen de darmwand. Zolang de tumor de muscularis mucosa niet heeft doorbroken kan er geen lymfogene metastasering optreden.
- Hematogene metastasering: coloncarcinoom via vena portasysteem naar lever en longen, rectumcarcinoom ook naar prevertebrale plexus van lumbale wervels.
Klinische verschijnselen
- Carcinomen in het caecum of colon ascendens: moeheid, algemene malaise bij onverklaarde ijzergebreksanemie (door chronisch intermitterend bloedverlies), vage zeurende klachten rechts in de onderbuik, voelbare tumor.
- Carcinomen in het colon descendens en sigmoïd: vage buikklachten, het defecatiepatroon begint te veranderen (meestal in obstipatie, afgewisseld met slijm bij de feces en diarree), krampende pijnen (opgehoopte feces langs de obstructie persen), obstipatie met toegenomen productie van slijm, eventueel gemengd met bloed, buik zal geleidelijk opzetten, continue pijn (totale afsluiting) dikke-darmileus, pijnlijke opgezette buik, aanvankelijk zonder braken.
- Sigmoïdcarcinoom: langzame verandering defecatiepatroon, veranderend kaliber.
- Rectumcarcinoom: bloed bij de feces, loze aandrang, soms het gevoel dat het rectum na defecatie niet leeg is.
- Persen bij een obstruerende rectum- of sigmoïdtumor kan het ontstaan van hemorroïden veroorzaken.
- Acuut beeld door: bloeding, perforatie, obstructie.
Diagnostische methoden en stagering
- Diagnostiek: Rectaal toucher à inspectie, onderzoek, bevindingen (weerstand: vast, niet verplaatsbaar, meerdere weerstanden, gladde weerstand intact slijmvlies duiden op tumoren of metastasen).
- Laboratorium onderzoek (Hb).
- Endoscopie (poliepen worden verwijderd).
- Colonscopie, Dubbelcontrast colon-inloopfoto‟s, CT en/of MRI. CEA bepaling in bloed
- Classificatie:
T1: tumor beperkt tot submucosa
T2: tumor infiltreert door spierlaag darm
T3: tumor infiltreert tot in subserosa of perirectale weefsels
T4: tumor infiltreert door serosa en/of infiltreert direct in andere organen of structuren
Principes vd behandeling
- Curatieve behandeling. 1e plaats chirurgisch incl. regionale lymfeklieren en-bloc. Curatie bij tumorbeperking eerste regionale lymfeklierstation.
- Rectumcarcinoom: Klein oppervlakkig groeiend rectumcarcinoom
T1: in geselecteerde gevallen met excisie volstaan.
Infiltrerend rectumcarcinoom: na radiotherapie van één week een en-bloc resectie. Dieper infiltrerend: na radiotherapie van vijf weken een wachtperiode van 6-8 weken, daarna resectie.
Tumordoorgroei in achterste vaginawand/uterus: en-bloc verwijdering met rectum.
Tumordoorgroei in blaaswand: „totaalexenteratie‟.
- Niet-curatieve behandeling
Vooral chirurgisch, soms radiotherapie. Bij tumordoorgroei in niet-te-reseceren organen, peritonitis carinomatosa, uitgebreide lymfekliermetastasering tot dicht op de aorta en uitgebreide lever- en/of longmetastasen. Adjuvante chemotherapie verhoogt, na een curatieve resectie, de kans op overleving van patiënten met een coloncarcinoom met lymfogene metastasering.
Prognose en follow up
- follow-up: colonoscopie
- CEA bepaling bij asymptomatische metastasen
- 5-jaarsoverleving: 55%
Wat is een electieve behandeling?
Soort preventieve behandeling van kanker op een plaats waar nog geen kanker aanwezig is, maar de kans op het ontstaan ervan groot is.
Wat wordt verstaan onder watchfull waiting?
Afwachten met actieve behandeling onder nauwgezette controle. = ook behandeling
Wanneer is curatieve behandeling bij hematogene metastasen mogelijk (geef voorbeelden)
Curatieve behandeling hematogene metastasen: bij uitzondering en onder bepaalde voorwaarden mogelijk:
- goede conditie patiënt
- geen hematogene metastasen
- tumorvrij interval ( bij voorkeur >1 jaar)
- locoregionaal recidief uitsluiten
- type tumor gevoelig voor systeemtherapie
Enkele voorbeelden:
- chemotherapie bij hematogeen gematastaseerd testiscarcinoom of bij hematologische maligniteiten als maligne lymfomen en leukemieën.
- radioactief jodium bij metastasen van een goed gedifferentieerd folliculair schildkliercarcinoom
- excisie van een solitaire (of enkele) longmetastase(n) van een osteosarcoom of een weke-delentumor
- partiële leverresectie bij solitaire (of enkele) levermetastase(n) van colon/rectumcarcinoom
Beschrijf de zes belangrijkste acute oncologische problemen
- Neutropenische sepsis
- Pulmonaire embolie
- Obstructie van de vena cava superior
- Compressie van het ruggenmerg
- Acuut lysis syndroom
- Acute hypercalcaemie
Extra acute aandoeningen (in het boek allemaal onder één noemer…)
- Verhoogde intracraniale druk door intracerebrale metastasen
- Hyperviscositeit
- Maligne galweg obstructie