Woordjes H4 Over Taal Flashcards

1
Q

Wellicht

A

Misschien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Consequentie

A

Resultaat, gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Circa

A

Ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Omvang

A

Grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Incidenteel

A

Heel soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intentie

A

Bedoeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stabiel

A

Stevig, niet veranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij voorbaat

A

Van te voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschikken over

A

Gebruik kunnen maken van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Realiseren

A

Maken of uitvoeren volgens plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sorteren

A

Uitzoeken wat bij elkaar hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vervaardigen

A

Maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vanwaar

A

Hoezo, waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Na verloop van tijd

A

Na een bepaalde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Specifiek

A

In het bijzonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aannemelijk

A

Geloofwaardig

17
Q

Benefiet

A

Voor een goed doel

18
Q

Campagne

A

Uitgebreide actie

19
Q

Castreren

A

Onvruchtbaar maken

20
Q

Cru

A

Bot, grof

21
Q

Doortastend

A

Zonder te aarzelen

22
Q

In de doofpot stoppen

A

Niet meer over praten

23
Q

Synthetisch

A

Kunstmatig

24
Q

Uitdragen

A

Verkondigen

25
Q

Vergezellen

A

Begeleiden