Over Taal Woordenschat Blok 1 Flashcards

1
Q

Besluiten

A

Afsluiten, eindigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wijten (aan)

A

Zeggen dat iets ergens door komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Handhaven

A

In stand houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Accepteren

A

Aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monteren

A

In elkaar zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Garanderen

A

Beloven dat iets zeker of goed is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderscheiden

A

Als verschillend herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verstrekken

A

Geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Constateren

A

zien dat iets is zo als het is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stimuleren

A

Aanmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verwerven

A

In je bezit krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderscheiden

A

Herkennen, waarnemen, zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Suggereren

A

(Een idee) voorstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reserveren

A

Bewaren, vast leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Activeren

A

Werkzaam maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doorstart

A

Nieuwe start na een mislukkeling

17
Q

Een steentje bijdragen

A

Meehelpen

18
Q

Factor

A

Onderdeel, medeoorzaak

19
Q

Failliet

A

Bankroet, niet in staat schulden te betalen

20
Q

Fanatiek

A

Bezeten

21
Q

In eerste instantie

A

Aanvankelijk, in het begin

22
Q

In het verschiet liggen

A

In de toekomst gaan gebeuren

23
Q

Motorisch

A

Manier waarop je beweegt

24
Q

Reanimeren

A

Weer tot leven wekken