Woordjes H2 H3 Flashcards
1
Q
Bevestigen
A
Zeggen dat iets klopt
2
Q
Eigenaardig
A
Apart, vreemd
3
Q
Essentieel
A
Heel belangrijk, onmisbaar
4
Q
Gehalte
A
De hoeveelheid van iets
5
Q
Klaarblijkelijk
A
Blijkbaar
6
Q
Nadelig
A
Wat nare gevolgen heeft
7
Q
Ogenschijnlijk
A
Zo als het lijkt, maar waarschijnlijk niet is
8
Q
Ontwijken
A
Uit de weg gaan
9
Q
Overvloedig
A
In grote hoeveelheden
10
Q
Realistisch
A
Haalbaar, mogelijk
11
Q
Tegenstrijdig
A
Niet kloppend, kan niet samen gaan
12
Q
Toegankelijk
A
Open, goed te bereiken
13
Q
Uitgestrekt
A
over een grote oppervlakte
14
Q
Verkondigen
A
in het openbaar vertellen
15
Q
Zodanig
A
op zo’n manier