woordjes 3de klasse Flashcards
1
Q
A
2
Q
fructus
A
fructus / m / de vrucht / ndl fruit
3
Q
exercitus
A
exercitus / m / het leger
4
Q
portus
A
portus / m / de haven / fr le port
5
Q
casus
A
casus / m / de val, het voorval, het toeval / eng case
6
Q
vultus
A
vultus / m / het gezicht
7
Q
senatus
A
senatus / m / de senaat
8
Q
currus
A
currus / m / de renwagen / ndl de koers
9
Q
impetus
A
impetus / m / de aanval, de opwelling
10
Q
magistratus
A
magistratus / m / het ambt, de magistraat
11
Q
usus
A
usus / m / het gebruik, de ervaring, het nut / eng to use
12
Q
manus
A
manus / ! v ! / de hand, de groep / fr la main
13
Q
domus
A
domus / ! v ! / het huis / ndl domicilie
14
Q
res
A
rei / v / de zaak
15
Q
spes
A
spei / v / de hoop