Voc: 217-237 + 258-287 Flashcards
nuntius
nuntii / de bode; het bericht
sapientia
sapientiae / de wijsheid
unda
undae / de golf
bellum
belli / de oorlog
amor
amor-is / m. / de liefde
auctor
auctor-is / m. / de dader
frater
fratr-is / m. / de broer
ignis
ign-is / m. / het vuur
Iuppiter
Iov-is / m. / Jupiter
mons
mont-is / m. / de berg
lux
luc-is / v. / het licht
soror
soror-is / v. / de zus
Venus
Vener-is / v. / Venus
nomen
nomin-is / o. / de naam
scelus
sceler-is / o. / de misdaad
adiuvare
adiuvo / helpen
curare
curo / zorgen voor / Lat. cura (de zorg)
monstrare
monstro / wijzen
alius
alia, aliud / (een) andere
ceteri
~ae, ~a / de overige / alleen mv
sicut
voegwoord / zoals
capere
capio / (in)nemen; gevangen nemen
accipere
accipio / ontvangen; vernemen
incipere
incipio / beginnen
cupere
cupio / verlangen; (graag) willen / Ndl. cupido
facere
facio / maken; doen
interficere
interficio / doden
fugere
fugio / (ont)vluchten
iacere
iacio / werpen
rapere
rapio / grijpen; roven
abicere
abicio / wegwerpen
corripere
corripio / vastgrijpen; meesleuren
eripere
eripio / wegrukken
-spicere
-spicio / kijken
adspicere
adspicio / aankijken
conspicere
conspicio / bekijken; bemerken
respicere
respicio / omkijken; rekening houden met / Ndl. respecteren
satis
bijwoord / genoeg; nogal
statim
bijwoord / dadelijk
arma
armorum / de wapens / alleen in mv
castra
castrorum / het kamp / alleen in mv
parentes
parent-um / m. / de ouders / alleen in mv
fieri
fio / worden; gebeuren; gemaakt worden
ire
eo / gaan
abire
abeo / weggaan /
vergelijk met ab-esse
adire
adeo / gaan naar /
vergelijk met ad-esse
exire
exeo / buitengaan; eindigen
inire
ineo / binnengaan; beginnen
praeterire
praetereo / voorbijgaan
redire
redeo / terugkeren
transire
transeo / oversteken