moeilijke woordjes examen Flashcards
aut
voegwoord / of
iam
bijwoord / al; dadelijk
interdum
bijwoord / soms
quoque
bijwoord / ook
onus
oneris / o. / de last
etiam
bijwoord / ook; zelfs
nondum
bijwoord / nog niet
non iam
bijwoord / niet meer
cogitare
nadenken
rogare
vragen
venire
komen
domum
bijwoord / naar huis
ideo
bijwoord / daarom
interea
bijwoord / intussen
finis (3)
finis / m. / de grens; het einde: het doel
laetus
-a -um / vrolijk
latus
-a -um / breed
tum of tunc
bijwoord / op dat moment
dum
voegwoord / terwijl
altus
-a -um / hoog; diep
subito
bijwoord / plotseling
nam
voegwoord / want
iterum
bijwoord / opnieuw
autem
voegwoord / maar
sic
bijwoord / zo
superesse
overblijven
certus
-a -um / zeker
dignus
-a -um / waardig
sanus
-a -um / gezond
dolere
doleo / lijden; wenen (om)
insula
insulae / het eiland
regia
regiae / het paleis
caelum
caeli / de hemel
parare
klaarmaken
postulare
eisen
servare
bewaren; redden
ridere
rideo / (uit)lachen
reperire
vinden; te weten komen
scire
weten
si
voegwoord / als
terra
terrae / het land; de aarde
fons
fontis / m. / de bron
numquam
bijwoord / nooit
at
voegwoord / maar
cum
voegwoord / wanneer
superbus
-a -um / trots
magis
bijwoord / meer
tantum
bijwoord / zoveel; alleen maar