voc 246-255 Flashcards
1
Q
cedere
A
-o / gaan, wijken
2
Q
tenere
A
-eo / (vast)houden
3
Q
abdere
A
-o / verbergen
4
Q
agere
A
-o / (voort)drijven, doen
5
Q
cogere
A
-o / bijeenbrengen, dwingen
6
Q
currere
A
-o / lopen
7
Q
mittere
A
-o / zenden, laten gaan
8
Q
committere
A
-o / begaan, beginnen
9
Q
promittere
A
-o / beloven
10
Q
tendere
A
-o / spannen, streven