Woordje 35-53 Flashcards
1
Q
avus
A
de grootvader
Middenkolom: avī, m
2
Q
rosa
A
de roos
Middenkolom: rosae,v
3
Q
dōnum
A
het geschenk
Middenkolom: dōnī, o
4
Q
dux
A
de leider
Middenkolom: duc-is, m
5
Q
mãter
A
de moeder
Middenkolom: mātr-is, vr
6
Q
corpus
A
het lichaam
Middenkolom: corpor-is, o
7
Q
iam
A
al;dadelijk
Middenkolom: bijwoord
8
Q
interdum
A
soms
Middenkolom: bijwoord
9
Q
quoque
A
ook
Middenkolom: bijwoord
10
Q
enim
A
want
Middenkolom: voegwoord
11
Q
cūria
A
de curia
(het Romeinse senaatsgebouw)
Middenkolom: cūriae
12
Q
fãbula
A
het verhaal; het toneelstuk
Middenkolom: fābulae
13
Q
lūna
A
de maan
Middenkolom: lūnae
14
Q
forum
A
het forum
(het Romeinse marktplein)
Middenkolom: forī
15
Q
iūdex
A
de rechter
Middenkolom: iūdic-is, m