258-275 Flashcards
1
Q
Capere
A
Innemen
Capio
2
Q
Accipere
A
Ontvangen, vernemen
Accipio
3
Q
Incipere
A
Beginnen
Incipio
4
Q
Cupere
A
Verlangen, willen
Cupio
5
Q
Facere
A
Maken, doen
Facio
6
Q
Interficere
A
Doden
Interficio
7
Q
Fugere
A
Ontvluchten
Fugio
8
Q
iacere
A
Werpen
iacio
9
Q
Abicere
A
Wegwerpen, neerwerpen
Abicio
10
Q
Rapere
A
Grijpen, roven
Rapio
11
Q
Corripere
A
Vastgrijpen, meesleuren
Corripio
12
Q
Eripere
A
Wegrukken
Eripio
13
Q
-spicere
A
Kijken
-spicio
14
Q
Adspicere
A
Aankijken
Adspicio
15
Q
Conspicere
A
Bekijken, bemerken
Conspicio
16
Q
Respicere
A
Omkijken, rekening houden met
Respicio
17
Q
Satis
A
Genoeg, nogal
Bijwoord
18
Q
Statim
A
Dadelijk
Bijwoord