woordeschatlijst trimester 2 Flashcards

1
Q

opnieuw met een slechte gewoonte beginnen

A

ww. hervallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veel zorg en aandacht voor iets of iemand

A

zn. de toewijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

als je het niet ophoudt, iets blijft doen

A

Zn. de hardnekkigheid
BN. hardnekkig
EXTRA. synoniem: koppig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iemand die zich overdreven of vreemd gedraagt.

A

ZN. de aansteller
BN. aanstellerig
WW. zich aanstellen
EXTRA. de aanstellerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een geheel van buizen, balken of stangen die onbeweeglijk zijn en iets stevigheid geven (bv. van een fiets)

A

ZN. het frame

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verkrijgen, bekomen

A

WW. verwerven

EXTRA. OVT: verwierf, verwierven VD: verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

iemand die makkelijk en vaak veel of lang huilt (vaak gebruikt bij kinderen)

A

ZN. de huilebalk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

met veel durf omdat je je sterk voelt

A

ZN. de overmoed

BN. overmoedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zonder nadenken of zonder rekening te houden met risico’s iets doen

A

BN. roekeloos, roekeloze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geen aandacht besteden aan iemand; iemand negeren

A

EXTRA. iemand geen blik waardig keuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

noodlottig: heel slecht, vaak de dood tot gevolg hebbend

A

BN. fataal, fatale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in damp of gas overgaan; snel en onzichtbaar verdwijnen

A

WW. vervliegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

iets waar je last van hebt, iets wat onaangenaam is

A

ZN. het ongemak

BN. ongemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

controleren op eventuele fouten, gebreken, tekortkomingen, …

A

ZN. de inspectie
WW. inspecteren
EXTRA. synoniem: controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

niets tegenin te brengen, niet onderuit te halen; vast, niet los te krijgen.

A

BN. onwrikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deel of kamer van een ziekenhuis waarin bevallingen plaatshebben

A

ZN. de verloskamer

17
Q

bevestigen, officieel maken, bezegelen

A

WW. beklinken

EXTRA. OVT: beklonk, beklonken VD: beklonken

18
Q

diep in de nacht, midden in de nacht

A

EXTRA. in het holst van de nacht

19
Q

erg mager, zo mager dat het bot te zien is door de huid

A

BN. benig

20
Q

trilling

A

ZN. de vibratie

WW. vibreren

21
Q

vreemd op een grappige manier

A

BN. maf

22
Q

sprakeloos worden, niets meer kunnen zeggen, niet meer weten wat te zeggen

A

WW. verstommen

23
Q

hard roepen of schreeuwen, doorgaans omdat men iets leuk vindt

A

WW. joelen

24
Q

vanbuiten opzeggen, aframmelen van iets dat je vanbuiten geleerd hebt

A

WW. opdreunen

25
Q

bliksemen

A

ZN. het weerlicht

WW. weerlichten