woordenschatlijst trimester 3 deel 2 Flashcards

1
Q

voorstelling, manier van optreden; muzikale, beeldende of uitgesproken fysieke optredens waarbij taal een ondergeschikte rol speelt

A

ZN: de performance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

plan, ontwerp, idee, ruwe schets

A

ZN: het concept
BN: conceptueel
WW: conceptualiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

als je onbewust de ene met de andere gedachte verbindt

A

ZN: de associatie
BN: associatief
WW: associëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

boos, kattig, onaardig, kortaf en scherp

A

BN: bits

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

trots als een overwinnaar

A

BN: de triomf
BN: triomfantelijk
WW: triomferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sneller dan verstandig is

A

BN: overijld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

letterlijk: zigzaggend tegen de wind in zeilen
figuurlijk: ongeregeld lopen; zich naar de omstandigheden schikken

A

WW: laveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zonder aandacht, nonchalant

A

BN: achteloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zonder ergens van te voren bij stil te staan, spontaan handelend

A

BN: de impuls
ZN: impulsief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar goed over nagedacht is

A

BN: doordacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar goed over nagedacht is

A

BN: doordracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opstandig

A

ZN: rebel
BN: rebels
WW: rebelleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verdrietig piekeren; = tobben

A

WW: kniezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

losgemaakt van de werkelijkheid:

A

BN: abstract
WW: abstraheren
extra: tegenstelling: concreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pesten

A

WW: jennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

climax, essentie, clou

A

ZN: pointe

17
Q

pointe, essentie, climax

A

ZN: clou

18
Q

overleg

A

ZN: beraadslaging
WW: beraadslagen

19
Q

iets/iemand sterk aantrekken

A

ZN: bekoring
WW: bekoren

20
Q

nieuwsgierig maken

A

ZN: intrige
WW: Intrigeren

21
Q

het lezen

A

ZN:lectuur

22
Q

nalatig, achteloos, slordig

A

ZN: nonchalance
BN: nonchalant

23
Q

door middel van suggestie werkend (suggestie: geopperd voorstel)

A

ZN: suggestie
BN: suggestief
WW: suggereren

24
Q

veel meer dan één

A

extra: menig

25
Q

op de manier van een verhaal, met een begin,

een midden en een einde; verhalend

A

BN: narratief