woordenschatlijst trimester 3 Flashcards
poetsvrouw
ZN: de interieurverzorgster
De letterlijke betekenis van een woord.
ZN: de denotatie
De gevoelswaarde of bijklank van een woord.
ZN: de connotatie
Deftig, plechtig
BN: formeel
niet-deftig; niet-officieel
BN: informeel
Zwart-wit; rechtlijnig; kort door de bocht
BN: ongenuanceerd
extra: >< genuanceerd
spotprent
ZN: de karikatuur
het lijk
ZN: het stoffelijk overschot
mogelijk
BN: potentieel, potentiële
Opstelling volgens een bepaalde orde (vaak gebruikt in militaire context).
ZN: de formatie
extra: in formatie
Een op en neer gaande beweging maken (vaak op water).
ZN: de deining
WW: deinen
Vermoeidheid veroorzaakt door het tijdsverschil dat overbrugd wordt op lange vluchten.
ZN: de jetlag
Een plaats waar het altijd onrustig, erg druk of chaotisch is.
ZN: de heksenketel
Gevoel van desoriëntatie, erge heimwee of fysiek ongemak dat optreedt wanneer mensen blootgesteld worden aan een cultuur of samenleving die erg verschillend is van de eigen cultuur.
ZN: de cultuurshock
Afwijzen, indirect aangeven dat je iets niet interessant of aangenaam vindt.
WW: afwimpelen
Manier waarop je te werk gaat om iets te bereiken, te slagen in je plan, je doel te bereiken.
ZN: de tactiek
BN: tactisch
Een plaats waar een product bij opbod verkocht worden.
ZN: de veiling
WW: veilen
Het gevoel van verlangen naar een gebeurtenis
ZN: de heimwee
Wereldreiziger
ZN: de globetrotter
Goedgelovig
ZN: de naïviteit
BN: naïef
extra: Synoniem: argeloos
Lichte helling
ZN: glooiing
BN: glooiend
WW: glooien
Optocht, parade
ZN: defilé
WW: defileren
Handelswijze, werkwijze
ZN: het procedé