Woordenschatlijst 1ste trimester Flashcards

1
Q

BN: Formeel

A

zakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BN: informeel

A

vertrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BN: laagdrempelig

A

Gemakkelijk bereikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ZN: de flexibiliteit
BN: flexibel

A

Veranderlijk, afwisselend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ZN: de reproductie
WW: reproduceren

A

Uit het geheugen opschrijven of navertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ZN: de tactiek
WW: tactisch

A

doordachte manier om ervoor te zorgen dat je je doel bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ZN: de gêne
BN: gênant

A

schaamte of verlegenheid opwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ZN: het vehikel

A

voertuig, vervoermiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

extra: verwoede pogingen

A

met veel inspanning of veel inzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

WW: inpalmen

A

innemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

extra: achter de hand hebben

A

iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ZN: de genade
BN: genadeloos

A

zonder medelijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extra: buiten kijf staan

A

geen twijfel lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ZN: het dozijn

A

twaalftal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ZN: de improvisatie
WW: improviseren

A

Onvoorbereid iets doen of maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BN: virtueel

A

d.m.v. computers gecreëerd of op de computer of internet verschijnend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

BN: malafide

A

onbetrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

BN: sjofel

A

armoedig, slordig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

BN: lucratief

A

winstgevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

BN: onguur

A

akelig, eng, duister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

BN; imposant

A

indrukwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

BN: stereotiep

A

vaste, onveranderlijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

BN: gendergekleurd
extra: Samenstelling: gender + gekleurd

A

door het geslacht bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ZN: de essentie
BN: essentieel

A

datgene waar het om gaat, het belangrijkste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

BN: globaal

A

oppervlakkig, niet gedetailleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

ZN: reconstructie
WW: reconstrueren

A

het geheel terug in elkaar zetten, herbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

BN: week
WW: weken

A

Door langdurig in een vloeistof zacht, plooibaar of beter wasbaar te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

extra: Bijwoordelijke uitdrukking: au bain-marie

A

In een pan die in kokend water staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

ZN: de karamel
WW: karamelliseren

A

Suiker omzetten tot karamel op een laag vuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

ZN: de revolutie
WW: revolutionair

A

Omwentelingsgezind, opstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

ZN: de generatie

A

Productie, editie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ZN: het gadget

A

Klein, aantrekkelijk vormgegeven voorwerp of apparaat dat als cadeautje gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

ZN: diversiteit
BN: divers
WW:divers

A

Afwisselen, variëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

BN: prefab

A

Vooraf gefabriceerd en daardoor klaar voor gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

ZN: de capaciteit

A

Vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

BN: permanent

A

Blijvend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

ZN: de recuperatie
WW: recupereren

A

Terug op krachten komen, herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

BN: minuscuul

A

Zeer klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

BN: sporadisch

A

Zeldzaam, af en toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

ZN: de sensibilisering
WW: sensibiliseren

A

Bewust maken van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

ZN: de fictie
BN: fictioneel

A

literatuur met verzonnen elementen: verhalen, poëzie, toneelstukken, romans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

ZN: de non-fictie

A

boeken enz. die niet op fantasie maar op feiten berusten

43
Q

ZN: het naslagwerk

A

boek om dingen in op te zoeken

44
Q

ZN: het feit
extra: achter de feiten aan lopen: een achterstand hebben

A

gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat

45
Q

BN: de realisatie
WW: realiseren

A

verwezenlijken

46
Q

BN: bar
extra: Let op: dit heeft niets te maken met een bar uit een café!

A

guur, koud

47
Q

ZN: de volharding
WW: volharden

A

Het volhouden, standvastigheid

48
Q

ZN: de oorlogscorrespondent

A

iemand die oorlogsberichten (uit een andere plaats) zendt aan een krant, omroep

49
Q

ZN: het stereotype
BN: Stereotiep (let op het verschil in spelling)

A

vaststaand beeld, vak een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid

50
Q

BN: objectief

A

zonder zich door eigen voorkeur te laten beïnvloeden; onbevooroordeeld, onbevangen

51
Q

BN: subjectief

A

persoonlijk, volgens eigen mening;

52
Q

ZN: de cyclus
BN: cyclisch

A

wat regelmatig terugkeert

53
Q

extra: gepaard gaan met

A

samengaan met

54
Q

ZN: de podoloog (m)/ de podologe (v)

A

voetspecialist

55
Q

ZN: het symptoom

A

verschijnsel waaraan men een probleem herkent, ziekteverschijnsel

56
Q

WW: afscheiden

A

een vloeistof aanmaken en afgeven

57
Q

ZN: de transpiratie
WW: transpireren

A

Functie van het lichaam, waarbij poriën en klieren zweet afscheiden, dat verdampt. Op deze manier reguleert het lichaam de temperatuur.

58
Q

BN: orthopedisch

A

met betrekking tot de behandeling van misvormingen van beenderen en gewrichten

59
Q

BN: ventilerend
WW: ventileren

A

verversen van lucht

60
Q

ZN: de verstuiver
WW: verstuiven

A

voorwerp waarmee je vloeistof in kleine druppeltjes verspreidt

61
Q

ZN: de omschrijving
WW: omschrijven

A

nauwkeurig een beschrijving geven

62
Q

ZN: de variant
BN: variabel
WW: variëren

A

een vorm die afwijkt van het gewone, één van de mogelijkheden

63
Q

ZN: het taalcharter

A

een verwoording van het taalbeleid van de radio- en televisienetten

64
Q

ZN: de context
BN: contextueel

A

de samenhang

65
Q

ZN: de discriminatie
WW: discrimineren

A

situatie waarbij personen wegens hun geslacht, ras, godsdienst of levensovertuiging verschillend worden behandeld

66
Q

ZN: de innovatie
BN: innovatief
WW: innoveren

A

vernieuwen

67
Q

WW: viseren

A

Kritisch bekijken en beoordelen.

68
Q

ZN: de nonchalance
BN: nonchalant

A

Slordig, achteloos

69
Q

ZN: de fair play

A

Eerlijk spel

70
Q

ZN: het quotum

A

Evenredig aandeel

71
Q

ZN: het concept
BN: conceptueel
WW: conceptualiseren

A

Opzet, plan

72
Q

ZN: het prototype

A

Voorbeeld, ideaal

73
Q

ZN: de psycholoog / de psychologie
BN: psychologisch

A

Kenner, beoefenaar van de psychologie.

74
Q

ZN: een hyperoniem

A

een overkoepelende term

75
Q

ZN: een hyponiem

A

een deelbegrip van

76
Q

ZN: het jargon

A

onbegrijpelijke vaktaal

77
Q

BN: corpulent

A

zwaarlijvig, gezet, dik

78
Q

ZN: De mindervalide
BN: mindervalide

A

gehandicapt

79
Q

BN: mentaal

A

in (of van) de geest

80
Q

ZN: de karakteristiek
BN: karakteristiek

A

typerende beschrijving

81
Q

WW: internetdaten
extra: internetdatete,
heeft geïnternetdatet

A

afspreken via internet

82
Q

BN: ondernemend
WW: ondernemen

A

afspreken via internet

83
Q

BN: pakkend

A

boeiend, spannend

84
Q

BN: vederlicht
extra: loodzwaar

A

licht als een veer

85
Q

BN: bikkelhard

A

bijzonder hard

86
Q

ZN: het antoniem
extra: synoniem

A

woord met tegengestelde betekenis

87
Q

BN: afgedragen
WW: afdragen

A

Versleten door het vele dragen (wordt gezegd van kleding).

88
Q

ZN: de arrogantie
BN: arrogant
extra: synoniem: verwaand

A

Met een hoge dunk van zichzelf, zichzelf heel wat vinden; verwaand.

89
Q

ZN: de autobiografie
BN: autobiografisch

A

Elementen bevattend uit het eigen leven van de schrijver of de auteur.

90
Q

ZN: de naïviteit
BN: naïef, naïeve
extra: synoniem: goedgelovig

A

Gemakkelijk geloof hechtend aan wat anderen zeggen, beweringen geloven of aannemen zonder er zich al teveel vragen bij te stellen.

91
Q

ZN: de erkenning

A

Toegeven of bevestigen dat iemand goed is in iets, een expert is in een bepaald gebed, ergens recht op heeft, enz.

92
Q

BN: plichtbewust

A

Altijd doen wat je moet doen, je taken of je werk steeds zo goed mogelijk en zoals het hoort uitvoeren.

93
Q

ZN: de intentie
BN: intentioneel

A

Bedoeling, voornemen.

94
Q

BN: stuntelig
WW: stuntelen

A

Onhandig, onbeholpen, klungelig

95
Q

ZN: de dominantie
BN: dominant
extra: antoniem: onderdanig

A

Anderen overheersend.

96
Q

ZN: de onderdanigheid
BN: onderdanig
extra: antoniem: dominant

A

Gehoorzaam aan een leider, gemakkelijk bevelen opvolgend.

97
Q

ZN: de voortrekker

A

Iemand die initiatief neemt, als eerste ergens mee begint of aan de slag gaat.

98
Q

ZN: de crematie
BN: gecremeerd
WW: cremeren

A

Het verbranden tot as van een lijk.

99
Q

ZN: de urne

A

Een aardewerken of metalen pot die dient om de as van een overledene in te bewaren.

100
Q

ZN: het relaas

A

Een verhaal of een mondeling verslag van een gebeurtenis, avontuur of belevenis.

101
Q

ZN: de pathetiek
BN: pathetisch

A

Overdreven emotioneel, aanstellerig.

102
Q

ZN: de obsessie
BN: obsessief
extra: synoniem: dwangmatig

A

Zeer geconcentreerd, alsof je gedwongen wordt, op het perfectionistische af.

103
Q

ZN: de belemmering
WW: belemmeren

A

Hinderen, tegenhouden, verhinderen iets te doen.