Personages in de literatuur Flashcards

1
Q

expliciet

A

uit rechtstreekse inlichtingen door de verteller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

impliciet

A

onrechtstreeks wat ze doen denken of zeggen via info van andere verhaalfiguren over het hoofdpersonage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoofdpersonage

A

protagonist is de figgur waarond de verhaal draait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tegenspeler

A

antagonist is een vijand of een heel goede vriend die het verhaal steunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tritagonist

A

ze spelen een mindere rol maar wel belangerijk voor het verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

figuranten

A

of nevenpersonages spelen geen belangerijke rol in het verhaal maar zijn er alleen om de verhaal wat kleurlijker te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

round characters

A

is een personage door het loop van de verhaal veranderd? we leren hunn lanngzaam meer en meer kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

flat characters

A

het is een personage waar we weinig van weten. hij of zij blijft door het loop van het verhaal bijna onveranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

statische personages

A

personages zijn statisch zij maken geen evolutie door en blijven onveranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dynamische personages

A

evolueren in de loop van het verhaal meestal hoofdpersonages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een karikatuur

A

een typische kenmerk van iemand wordt vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly