woordenschat 5.3 Flashcards
1
Q
instinctief
A
vanuit je gevoel, zonder na te denken.
2
Q
weloverwogen
A
Vanuit je verstand, na goed nadenken.
3
Q
De tsunami
A
Een grote golf veroorzaakt door een beving in zee.
4
Q
de eruptie
A
de vulkaanuitbarsting
5
Q
de aardverschuivining
A
Het plotseling naar beneden glijden van een grote hoeveelheid grond.
6
Q
omkomen
A
sterven, overlijden.
7
Q
het onraad
A
het dreigend gevaar.
8
Q
het voorteken
A
een teken waaruit je kunt afleiden dat er iets gaat gebeuren.
9
Q
reiken
A
Hoever het gaat.
10
Q
evacueren
A
Mensen van een bedreigde plaats overbrengen naar een veilige plaats.
11
Q
aanwijsbaar
A
Aan te tonen.
12
Q
het hazenpad kiezen
A
vluchten