woordenschat 5.3 Flashcards

1
Q

instinctief

A

vanuit je gevoel, zonder na te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

weloverwogen

A

Vanuit je verstand, na goed nadenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De tsunami

A

Een grote golf veroorzaakt door een beving in zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de eruptie

A

de vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de aardverschuivining

A

Het plotseling naar beneden glijden van een grote hoeveelheid grond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

omkomen

A

sterven, overlijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het onraad

A

het dreigend gevaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het voorteken

A

een teken waaruit je kunt afleiden dat er iets gaat gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

reiken

A

Hoever het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

evacueren

A

Mensen van een bedreigde plaats overbrengen naar een veilige plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aanwijsbaar

A

Aan te tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het hazenpad kiezen

A

vluchten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly