woordenschat 5.1 Flashcards

1
Q

het briesje

A

een zacht, fris windje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de windhoos

A

een wind die snel ronddraait, end ie heel sterk is, waardoor hij van alles meesleurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de orkaan

A

een heel harde storm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het staal

A

een mengsel van ijs met een beetje koolstof. Staal is harder dan ijzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het platina

A

een duur metaal met de kleur van zilver. dit wordt gebruikt voor sieraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het aluminium

A

een licht, zilverkleurig metaal, hier worden vliegtuigen van gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het zink

A

Een blauwachtig, zacht metaal. (dakgoten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welgeteld

A

Nadat je het precies geteld hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vergezeld gaan van

A

samen met.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gebiologeerd

A

als je ergens zo door geboeid bent dat je nergens anders meer op let.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bedaard

A

rustig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

door merg en been gaan

A

het is hard en naar om te horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly