Woordenschat 5.2 Flashcards

1
Q

onregelmatig

A

Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geregeld

A

Regelmatig, vaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

continu

A

De hele tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De aardkorst

A

De buitenste laag van onze planeet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de plaat

A

Een stuk van de aardkorst dat beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het epicentrum

A

Het punt waar een aardbeving begint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de toestand

A

De staat waarin iemand of iets zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doorslaggevend

A

Dat wat de beslissing bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

landinwaarts

A

Vanaf de zee of het meer het land in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opgewassen zijn tegen

A

Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het zekere voor het onzekere nemen.

A

Voorzichtig zijn, geen risico’s nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

per slot van rekening

A

uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly