Woordenschat 4.1 Flashcards

1
Q

zich ergens voor opgeven

A

aangeven dat je ergens aan mee wilt doen, of dat je ergens lid van wilt worden. Hij geeft zich op voor de muzieklessen op school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zich ergens voor afmelden

A

aangeven dat je ergens niet aan mee wilt of kunt doen, of dat je geen lid meer wilt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De maillot

A

Dikke kousen met een broekje eraan vast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het natuurijs

A

als het water op meren en sloten bevriest, ontstaat er natuurijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het voetenwerk

A

de manier waarop je je voeten gebruikt bij allerlei sporten en bij het schaatsen
. De schaatser moet het hebben van zijn goed voetenwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de bevestiging

A

als iemand je laat weten dat iets klopt, of dat iets doorgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het type

A

een persoon met bepaalde eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de commissie

A

Een groep mensen die samen iets moeten regelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

omschrijven

A

met woorden aangeven wat iets is, of wat iets betekent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

constateren

A

vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

allerminst

A

helemaal niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ergens je hand niet voor omdraaien

A

iets heel gemakkelijk doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly