woordenschat 4.3 Flashcards
1
Q
de toename
A
het meer of groter worden
2
Q
de afname
A
het minder of kleiner worden
3
Q
onweerstaanbaar
A
heel aantrekkelijk
4
Q
smachten naar
A
verlangen naar
5
Q
de hartenwens
A
het sterke verlangen
6
Q
het sjabloon
A
een vorm of tekening die bedoeld is om vaker te gebruiken.
7
Q
intens
A
heel erg.
8
Q
verschaffen
A
ervoor zorgen dat iemand iets krijgt.
9
Q
inclusief
A
wat erbij hoort.
10
Q
ergens in verzeild raken
A
toevallig terechtkomen in een bepaalde situatie
11
Q
tot elke prijs
A
wat het ook kost, wat voor moeite het ook kost.
12
Q
ergens je ogen niet van af kunnen houden
A
iets is zo boeiend dat je er de hele tijd naar blijft kijken.