WISC-V-NL Flashcards
WISC-V-NL
De WISC-V-NL is de algemene intelligentietest die individueel wordt afgenomen bij kinderen van 6 tot 17 jaar.
Aan de hand van de wisc kunnen we 2 dingen vaststellen
- Het algemene intelligentieniveau
- Een profielbepaling: De relatieve
sterktes en zwaktes van het individu. Dit onderzoek je door de deeldomeinen met elkaar te vergelijken.
Waarom de wisc?
Je zet een intelligentietest in voor kinderen waarbij je de cognitieve problemen wil meten, om passend onderwijs te zoeken of om te toetsen op begaafdheid. Hoelang de test precies duurt hangt af van hoeveel testen je wil afnemen. In principe duurt deze test 41 tot 75 minuten en bij voorkeur neem je hem in één keer af (eventueel rustpauzes).
Omgevingsfactoren tijdens de wisc
De omgevingsfactoren waarin de test wordt afgenomen zijn zeker bij kinderen van belang. Het is belangrijk dat je een kind op zijn/haar gemak stelt en rustig laat voelen tijdens zo’n sessie. Je wil niet dat het kind stress ervaart, want dit kan interfereren met de uitslag. Ouders mogen er wel bijzijn, maar het heeft niet de voorkeur, want het kan het kind afleiden, kan zorgen voor stress, etc. Op voorhand is het goed om te bepalen of er iemand bij is en wat de rol is van diegene. Verder dient de test afgenomen te worden in een rustige en goed verlichte ruimte, dient te testleider recht tegenover het kind te zitten voor de observaties en moeten het kind en de testleider zich comfortabel voelen. Meestal vinden kinderen de testen wel leuk. Om een kind op zijn/haar gemak te stellen kan je wat smalltalk doen over bijvoorbeeld de hobby’s of vrienden van het kind. Op deze manier zal het kind zich comfortabel voelen en zal de test beter verlopen
Hoe gedraag je je als psycholoog tijdens het afnemen van de wisc?
. Een IQ test is een gestandaardiseerde test. Je mag heel beperkt dingen doen. Je mag een kind bijvoorbeeld wel aanmoedigen door te zeggen ‘Wat doe je goed je best’ of ‘ik wil graag weten hoe goed je het zelf kunt, probeer het maar.’ Of ‘dit was een moeilijke. De volgende is misschien gemakkelijker.’ Wat je niet mag doen is de prestaties vrijgeven. Je geeft dus enkel feedback zodat het kind doorgaat en mag doorvragen als een antwoord onduidelijk of onvolledig is. Je bent als het ware een neutrale toeschouwer. Een kind of persoon in kwestie laat zoveel mogelijk zien van zijn/haar capaciteiten. Je laat niet zien hoe het verloopt.
Algemene intelligentie bepalen
Aan de hand van deze taken kan je dus de algemene intelligentie bepalen van het kind en het profiel onderzoeken. Er zijn vijf verschillende domeinen die onderliggend zijn aan de totaalscore (TIQ), namelijk;
- verbaal begrip
- visueel ruimtelijk
- fluïde redeneren
- werkgeheugen
- verwerkingssnelheid
Deze domeinen worden elk gemeten door noodzakelijke testen/taken. Voor elke domein doe je twee verschillende testen. Als één van de testen niet goed gelukt is door bepaalde omstandigheden, dan heb je van bijna elk domein nog een reservetest (11 t/m 14). Als je bij een taak erg laag scoort, dan wil dat niet zeggen dat je zwak scoort op dat hele domein. Je kan geen uitspraken doen over de individuele domeinen. Je kan wel kijken hoe het ene zich verhoudt ten opzichte van het ander. Hangen deze subtesten ook samen of zijn er dingen die opvallen omdat ze goed zijn of juist minder goed zijn omdat er op dat gebied een moeilijkheid is?
Hoeveel subtesten heb je nodig
Je hebt zeven subtesten nodig om het IQ te meten en je hebt tien subtesten nodig om een sterkte- zwakte profiel te verkrijgen
Verbale begripsindex (VBI)
In dit domein worden er bepaalde verbale taken gegeven. Het vermogen van het kind om woordkennis op te halen en toe te passen wordt in dit domein gemeten. Dit domein wordt gezien als het brede cognitieve domein van gekristalliseerde intelligentie (Gc) uit het CHC-model. Er zijn drie testen die dit domein meten:
1. Overeenkomsten
2. Woordenschat
3. Begrijpen
Overeenkomsten
Het kind krijgt twee woorden voorgelegd die alledaagse voorwerpen of concepten vertegenwoordigen en hij/zij beschrijft in welk opzicht deze overeenkomen
o Voorbeeld: Op welke manier zijn ZUUR en ZOUT hetzelfde? Op welke manier zijn ze gelijk?
Woordenschat
Het kind krijgt eerst vier visuele stimuli aangeboden waarvan het benoemt wat het ziet. Daarna worden het kind woorden voorgelezen waarvan hij/zij de definitie in eigen woorden geeft.
o Voorbeeld:Wat betekent sport?
o Voorbeeld: Wat betekent minutieus
Begrijpen
Mondeling aangeboden vragen waarbij uit het antwoord blijkt of het kind alledaagse problemen weet op te lossen, begrip heeft voor sociale regels en begrippen.
o Voorbeeld: Wat denk je dat deze uitdrukking betekent: “Als de rijken vermageren, zijn het de armen die van de honger omkomen”.
Visueel ruimtelijke index (VRI)
In dit domein worden bepaalde visuele taken gegeven. Aan de hand van deze taken wordt het vermogen van het kind gemeten om bepaalde visuele details te kunnen waarnemen/evalueren en om visueel-ruimtelijke samenhang/relaties te begrijpen. Er zijn twee testen die dit domein meten:
- blokpatronen
- figuur samenstellen
Blokpatronen
Het kind legt binnen de tijdslimiet een afgebeeld patroon na met rood-witte blokken. Deze taak staat hieronder aangegeven op de linkerafbeelding.
Figuur samenstellen
Het kind bekijkt binnen een bepaalde tijd een afbeelding en selecteert drie puzzelstukken die de afbeelding vormen. Een voorbeeld van deze taak staat hieronder aangegeven op de rechterafbeelding.
Fluïde redeneren index (FRI)
In dit domein wordt het vermogen van het kind getest om nieuwe problemen op te lossen door onderliggende conceptuele relaties tussen bepaalde visuele objecten te zien en om de redeneervaardigheden te gebruiken. Dit wordt dus ook wel fluïde redeneren genoemd.
- matrix redeneren
- gewichten
- rekenen