HC 1 Flashcards
Empirisch wetenschappelijke diagnostiek
Als een diagnosticus zijn uitspraak baseert op theorieën die zijn getoetst, beoefent hij/zij empirisch-wetenschappelijke diagnostiek.
Wetenschappelijke diagnostiek
Zodra we wetenschappelijke-empirische kennis toevoegen aan het analyseren van het menselijke gedrag wordt het wetenschappelijke diagnostiek.
Wat is diagnostiek?
e diagnostiek is niet enkel het geven van labels. Het labelen is een onderdeel van de diagnostiek die je helpt om dingen beter te begrijpen.
Als hulpverlener zijn er twee belangrijke dingen die je moet kunnen. Er zijn dus twee competentiegebieden:
- Het handelen als psychodiagnosticus
- Communicatie en professionaliteit in het aangaan van een hulpverleningsrelatie
- Het handelen als psychodiagnosticus
Op een systematisch onderbouwde manier een diagnostische oordeels- en besluitvorming kunnen doen. Dit houdt in dat je kennis hebt over je vakgebied en diagnoses kan/mag stellen. Een diagnosticus kan wetenschappelijker worden door bijvoorbeeld resultaten uit te wisselen met collega’s of onderzoek te doen naar de waarde van theorieën voor de problemen waar ze over gaan en te kijken naar de impact van de behandelingen.
- Communicatie en professionaliteit in het aangaan van een hulpverleningsrelatie:
Je moet ervoor zorgen dat je een goede werkrelatie creëert, dat je professioneel kan zijn en dat je een passende attitude ontwikkelt. Het gaat dus over jouw houding als hulpverlener en de werkrelatie met de cliënt. Dit houdt in dat je dus de vaardigheden hebt om een relatie op te bouwen met je cliënt.
Carl roger
Cliëntgerichte benadering met als basisprincipe zelfactualisering. Dit is de basisbron voor een goede werkrelatie met de cliënt
Om de benadering van carl rogers te hanteren, zijn er bepaalde condities nodig
- vorm een goede en veilige omgeving
- hoe stel je je op naar je cliënt?
- basisattitude is belangrijk voor gelijkwaardige relatie
- men heeft niet altijd zin in advies
Het vormen van een goede en veilige omgeving
De therapeutische relatie schept de condities die het mogelijk maken dat een cliënt sterkten, moeilijkheden en oplossingen kan exploreren. Het is als hulpverlener dus vooral belangrijk om een goede en veilige omgeving te vormen. Als je in therapie deze condities hebt gecreëerd, dan kan de cliënt zelf zijn/haar moeilijkheden gaan ontdekken/exploreren.
Hoe stel je je op naar je cliënt?
Hoe je je opstelt naar cliënten speelt een grote rol. Als hulpverlener ben je iemand die faciliteert zodat de cliënt in staat is om zichzelf te helpen.
Een basisattitude is belangrijk voor gelijkwaardige relatie
Een basisattitude is belangrijk, omdat je dan een gelijkwaardige relatie hebt met de cliënt en dit zorgt voor vertrouwen. In deze gelijkwaardige relatie stuurt de therapeut, maar neemt hij/zij verder geen leidende rol op zich. Dit is belangrijk omdat de cliënt dan eigenaar wordt van het proces en de cliënt dit proces dus zelf doormaakt in plaats van dat het aangepraat wordt. Het zelf doormaken van het proces is namelijk motiverender. Verder kan het ervoor zorgen dat je jouw processen eigen maakt zodat ze overbodig worden en het probleem kan worden opgelost. Deze problemen kunnen dan in het vervolg zonder professionele hulp worden opgelost.
Men heeft niet altijd zin in advies
Als mensen hulp zoeken hebben ze vaak zelf al iets geprobeerd, advies gehad van vrienden, etc. Als je dan als therapeut ook een adviserende rol hebt, dan is de kans groot dat het advies al een keer gegeven is en dat het de complexiteit van het probleem niet dekt. Als de oplossing zo snel gegeven kan worden, dan had hij/zij het waarschijnlijk zelf al wel opgelost. Dit zorgt voor de valkuil ‘ik moet iets doen syndroom’. Je kan onder de indruk zijn van de ernst van de problemen van de cliënt en dan voel je de neiging om zelf advies te geven, maar dat moet je onderdrukken. Je kan beter dingen grondig gaan exploreren en daar ordening in aan te brengen. De exploratie en relatie is dus belangrijk.
‘Ik moet iets doen’ syndroom
Je kan onder de indruk zijn van de ernst van de problemen van de cliënt en dan voel je de neiging om zelf advies te geven, maar dat moet je onderdrukken.
Conditional regard
Volgens Rogers ontstaan persoonlijke problemen door conditional regard. Dit houdt in dat een persoon niet geaccepteerd wordt zoals hij/zij is en dat de liefde die hij/zij krijgt afhangt van ‘beter’ gedrag van een ander persoon. Dit kan ervoor zorgen dat een persoon zich niet meer spontaan gedraagt en zich niet meer vrij voelt. Door het verschil tussen de toestand van ‘zijn’ en de toestand van ‘moeten zijn’ ontstaat er incongruence.
Ik krijg alleen liefde van mn ouders als ik het goed doe op school.
Incongruence
Een persoon die verkeerd in een staat van incongruence kan niet meer zichzelf zijn en durft niet te vertrouwen op zijn eigen directe ingevingen.
Om tot zelfactualisering te kunnen faciliteren zijn er 3 essentiele condities voor groei;
- Onvoorwaardelijke positieve waardering
- Echtheid
- Empathie
Onvoorwaardelijke positieve waardering
Onvoorwaardelijke positieve waardering houdt in dat je de cliënt waardeert als een persoon met waarde en waardigheid. Deze onvoorwaardelijke positieve waardering kan je op verschillende manieren tonen:
A. Betrokkenheid tonen
B. Inspanningen doen om je cliënt te begrijpen
C. Onvoorwaardelijke aanvaarding
D. Warmte en nabijheid uit drukken
A. Betrokkenheid tonen
Je kan deze onvoorwaardelijke positieve waardering tonen door betrokkenheid te tonen.Dit kan je doen door op tijd te zijn op een afspraak, de privacy van de cliënt te respecteren en wantrouwen de respecteren.
Een ander voorbeeld om dit te tonen is door tijd te maken voor de cliënt. Als de cliënt eerder een afspraak nodig heeft dan gepland stond, dan moet je dit ook kunnen bieden
B. Inspanningen doen om jouw cliënt te begrijpen
Verder kan je jouw onvoorwaardelijke positieve waardering tonen door inspanningen doen om jouw cliënt te begrijpen. Je moet proberen empathie te tonen, vragen te stellen, interesse te tonen en actief te luisteren door middel van parafraseren en reflecteren. Een voorbeeld hiervan is een cliënt met een postnatale depressie, waarbij je een opname voorstelt. Het is hierbij belangrijk om ook na te denken over wat de gevolgen zullen zijn van deze opname voor de persoon. Het kan hierbij gaan om gevolgen voor de persoon zelf, maar ook om de gevolgen voor de baby en partner. Om over deze gevolgen na te kunnen denken moet je begrijpen hoe het leven van de persoon eruitziet en wat de veranderingen kunnen betekenen. Hiervoor heb je actieve luistervaardigheden nodig.
C. Onvoorwaardelijke aanvaarding
Onvoorwaardelijke positieve waardering kan ook getoond worden door onvoorwaardelijke aanvaarding. Dit houdt in dat je cliënten niet mag afkeuren vanwege zijn/haar gedachten, gevoelens of acties, ook al keur je deze niet goed. Dit houdt niet in dat je alles maar onvoorwaardelijk moet goedkeuren, maar wel dat je het gezichtspunt van de cliënt serieus neemt. Het is de bedoeling dat je gaat uitzoeken waardoor hij/zij stemmen hoort bij een psychose of met 100 km/h door de woonwijk scheurt. Je gaat dus opzoek naar de achterliggende motivatie of intentie. Ga hierbij uit van de goede wil van de cliënt. Als hulpverlener moet je hierbij gedachten/gevoelens rond de cliënt bij jezelf nagaan.
Voorbeelden van onvoorwaardelijke aanvaarding
Stel je ziet een ouder en een kind tijdens een sessie en elke keer als je het kind iets vraagt, dan breekt de ouder in en geeft hij/zij antwoord voor het kind. Jij wil juist het perspectief van het kind horen, maar toch moet je dit niet afkeuren. Wat je dan beter kan doen is leren begrijpen waarom de ouder dit doet. Misschien ontdek je wel dat die ouder het goed wil doen voor zijn/haar kind omdat hij/zij zelf een afwezige ouder heeft gehad. Je moet de achtergrond van bepaald gedrag dus begrijpen. Op die manier kan je begrip opbrengen voor het gedrag van de persoon.
Een ander voorbeeld is een cliënt dit zegt ‘Ik zeg wat er in me opkomt, wanneer ik dat wil. Als anderen dat niet prettig vinden, dan is dat hun probleem.’ Als hulpverlener kan het zijn dat je het hier niet mee eens bent, maar toch is het goed om geen eigen oordeel uit te spreken. Je keurt het gedrag dus niet af, maar je keurt het ook niet goed. Als hulpverlener kan je in deze situatie het beste doorvragen waarom de cliënt dit vindt.
D. Warmte en nabijheid uitdrukken
Een andere manier om onvoorwaardelijke positieve waardering te tonen is door warmte en nabijheid uit te drukken. Hierbij reduceert je het onpersoonlijke karakter van de interventies of de behandeling. Jij bent ook een persoon en dat mag je in deze sessies dus ook laten zien. Dit kan door te reflecteren op de gedachte, gevoel of gedrag van de hulpverlener, cliënt op de relatie. Verder is nabijheid erg bruikbaar bij overdracht en tegenoverdracht. Je kan dan beschrijven wat er zich in de situatie afspeelt. Als je dus merkt dat het moeilijk/gevoelig wordt, dan kan je dit benoemen.
Als je dus merkt dat het moeilijk/gevoelig wordt, dan kan je dit benoemen;
Twijfel bij cliënt: ‘Het voelt aan alsof je je woorden wikt en weegt.’
Vijandigheid, irritatie, boosheid: ‘Ik voel me behoorlijk geïrriteerd omdat
je niet op de afspraak verschijnt.’
Aantrekking: ‘Het is goed dat je me mag, maar ik vraag me af of het ons
nu niet tegenhoudt de dingen te vertellen zoals ze zijn.’
Vastzitten, gebrek aan richting: ‘Op dit moment heb ik de indruk dat we
vastzitten’
Spanning: ‘Ik ben er me van bewust dat we nu beiden met een vervelend
gevoel zitten.’
Als je deze moeilijkheden beschrijft, dan heb je dus een gesprek over een gesprek. Dit noemen we een metagesprek.
Metagesprek
Een gesprek hebben over een gesprek, bv als je je moeilijkheden binnen het gesprek benoemd
- Echtheid
Echtheid houdt in dat je als hulpverlener jezelf bent zonder een rol te spelen. Je bent een mens en werkt samen met een cliënt. Deze manier van jezelf opstellen maakt de emotionele afstand tot de cliënt kleiner. Er zijn verschillende belangrijke facetten bij echtheid:
A. Rolgedrag
B. Congruentie
C. Spontaniteit
D. Openheid en zelfonthulling
A. Rolgedrag
Tijdens de sessies ligt er geen klemtoon op jouw rol, autoriteit en status. Je zit als gelijke in een sessie. Als therapeut ben je expert van het proces.
B. Congruentie
Let er ook op jouw woorden, gedrag en gevoelens consistent zijn en op elkaar aansluiten. Zo moet je non-verbale communicatie congruent zijn met je verbale communicatie. Dit doe je door positieve en negatieve gevoelens in een sessie te erkennen. Als iemand een verdrietig verhaal verteld, moet je dus niet blijven glimlachen, maar moet je ervoor zorgen dat je jouw non-verbale communicatie erop aanpast. Als er een incongruentie is, dan zal er wantrouwen ontstaan vanuit de cliënt.
C. Spontaniteit
Je kan bepaalde gedachten hardop uitspreken en op deze manier delen met de cliënt. Spontaniteit kan niet ongecontroleerd gebeuren, want de cliënt moet er wel iets uit kunnen halen als je jouw gedachten deelt. Je hoeft dus niet elke gedachte te delen. Het is wel goed om je op een natuurlijke wijze uit te drukken en tegelijkertijd tactvol om te gaan met de cliënt.
D. Openheid en zelfonthulling
Je moet open kunnen zijn over jezelf, maar er is wel een grens. Openheid en zelfonthulling is bijvoorbeeld belangrijk als je merkt dat er overdracht is. Zelfonthulling doe je niet om je eigen frustratie kwijt te kunnen, want het moet nuttig zijn voor de cliënt. De cliënt moet iets uit deze zelfonthulling kunnen halen, want de sessie gaat uiteraard om het welzijn van de cliënt. De zelfonthulling zou de perceptie op het probleem en het gedrag van de cliënt kunnen veranderen.
Voorbeeld openheid en zelfonthulling
Een voorbeeld hiervan is iets waar de cliënt schaamte over heeft normaliseren. Als de cliënt met OCD zich schaamt omdat hij/zij altijd moet checken of de deur op slot is nadat hij/zij deze op slot heeft gedraaid, dan kan je aangeven dat jij dit zelf ook doet. Op deze manier kan je proberen om schaamte bij de cliënt weg te halen. Deze openheid en zelfonthulling moet wel parallel zijn aan de gevoelens van de cliënt qua intensiteit en inhoud. Zo kan je bijvoorbeeld aangeven dat jij ook niet altijd alleen maar positieve gevoelens hebt t.a.v. je kinderen. Let er wel op dat je niet te veel of te weinig aan deze openheid en zelfonthulling doet.
- Empathie
Empathie houdt in dat je de mogelijkheid hebt om iemand te begrijpen vanuit zijn/haar belevingswereld en dat je ook laat zien dat je begrijpt wat er in hem/haar omgaat. Om empathie te kunnen tonen is het belangrijk dat je openstaat voor de cliënt, ondanks je eigen kwetsbaarheden/persoonlijkheid, voorkeuren en omstandigheden. Je kan soms alleen empathisch zijn als je het ook echt voelt. Empathie kan je verbaal en non-verbaal communiceren. Je kan bijvoorbeeld spiegelen, dus non-verbaal je emoties afstellen op die van je gesprekspartner, je kan parafraseren en je kan gevoelens reflecteren. Er zijn een aantal belangrijke en noodzakelijke facetten voor het tonen van empathie:
A; Een intrapersoonlijke beleving door de hulpverlener; De hulpverlener moet empathie hebben.
b. Communicatie door de hulpverlener: De hulpverlener moet de empathie tonen.
c. Receptie door de cliënt: De cliënt moet de empathie ook kunnen zien.
Let bij het tonen van empathie goed op de reactie van de cliënt op jouw empathische toenaderingen en stem jouw reacties af op het proces van de cliënt
Kritiek op rogers;
- Rogers gaat er namelijk vanuit dat elk persoon het vermogen bezit om in gunstige omstandigheden tot zelfontplooiing te komen. Echter, moet volgens de psychologen die Rogers te optimistisch vinden een persoon actief worden gestimuleerd en gecorrigeerd worden in dit proces van zelfactualisering.
- Verder denken psychologen dat Rogers uitgaat van een te hoog ontwikkeld intellectueel niveau van zijn cliënten. Zijn theorie gaat er namelijk vanuit dat iedereen zijn/haar gevoelens kan verwoorden, maar volgens andere psychologen beschikt niet iedereen over het intellectuele niveau om dit te doen.
- Het derde kritiekpunt op zijn optimisme is dat mensen die zijn opgegroeid in een omgeving met weinig steun en acceptatie niet zomaar sociaal voelende en handelende burgers worden. De zelfontplooiing gaat volgens de psychologen bij deze cliënten namelijk vaak ten koste van anderen en een psycholoog moet dit de cliënt laten inzien.
Een ander kritiekpunt op de theorie van Rogers is dat het te vaag zou zijn. Volgens de cognitieve psychologie zou het informatieproces gericht moeten worden bijgestuurd om de problemen op te lossen.
- Verder is de theorie volgens de cognitieve psychologie te weinig gericht op doelgerichte beïnvloeding van het cognitieve proces en zou zelfactualisering niet tot stand komen op de manier waarop Rogers het beschreven heeft.