Gastcollege Geert Verminnen Flashcards

1
Q

Wat is een intake?

A

Dit is de (in)formele start van een traject binnen de GGZ. Het formele gedeelte van deze start is dat de intake moet leiden tot een behandelplan. Het informele gedeelte is dat je jouw behandelaar ook leert kennen. Deze intake is dan ook een fase van informatie verzamelen. Je gaat proberen te ontdekken waarom deze intake er is. Met andere woorden; wat maakt dat juist nu iemand komt? Tijdens de intake doet de cliënt zijn/haar verhaal en zal de hulpverlener vragen stellen. Tijdens deze intake zal je ook kijken of jij de juiste hulpverlener bent in de juiste instelling met het juiste zorgprogramma. Van deze intake maak je een intakeverslag, doe je een indicatiestelling en stel je een behandelplan op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er is niet maar 1 intake!

A

Je kan bij een vrijgevestigde psycholoog terecht komen, bij een GGZ-instelling, bij een specialistische instelling, etc. Het ene intakegesprek is dan ook het andere niet. Bij elke vorm van intake is er een flexibele focus op wat effectief en nodig is. Bij een crisisopname komt er weinig intake aan te pas, want dan moet er snel gestart worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intake als meerlagig proces

A

Het is moeilijk om het verschil tussen inhoud en proces te houden. Wat impliciet niveau is en wat expliciet niveau is, is lastig je vinger op te leggen. Ze noemen het ook weleens inhouds vs. betrekkingniveau. Verder zou je het ook kunnen beschrijven als een observatie versus wat er gezegd wordt. Het kan zijn dat de verbale en non-verbale communicatie incongruent met elkaar is. Alles wat in deze alinea is genoemd betekent eigenlijk hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kan een casus ordenen aan de hand van het KOP-model:

A
  • klachten
  • omstandigheden
  • persoonlijkheid/persoonlijke stijl (coping)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klachten

A

depressief, paniekaanvallen, uitputting, zich isoleren, slaapproblemen, piekeren, veel zelfverwijt, kan fors boos worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omstandigheden

A

dochter van 6 jaar, woont net samen met nieuwe partner, huis niet proper, onlangs ontslagen na reorganisatie, nauwelijks netwerk, moeilijke relatie met meeste familieleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persoonlijkheid/persoonlijke stijl (coping)

A

perfectionist, sociaal angstig (“ga liever met dieren om dan met mensen”), onzeker, voelt zich snel negatief beoordeeld, afhankelijk van moeder en partner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 p’s

A

Pathologisch
Pervasief
Persistent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als problemen zich voordoen met de 3 p’s, dan;

A

kan je gaan denken aan een persoonlijkheidsstoornis. dit patroon van gedachten, gevoelens en gedragingen van een persoon zijn afwijkend en vanaf de vroege volwassenheid al aanwezig in meerdere levensgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voordelen DSM

A

 De DSM heeft een gemeenschappelijke behandeltaal. Op deze manier is er uniformiteit in de diagnostiek.
 Het verbetert de communicatie tussen hulpverleners en onderzoekers.
 Door de DSM-diagnostiek is er een verhoogde betrouwbaarheid van de gestelde diagnoses.
 Er is een betere aansluiting bij gerichte protocollaire behandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nadelen DSM

A

 Je vat het lijden samen met een DSM-criteria en dit is een te enge focus.
 Er is een verschraling van de diagnostiek.
 Sommige stoornissen hebben niet noodzakelijk heel veel samenhang met elkaar, maar toch
vallen stoornissen onder dezelfde noemer. Stoornissen zijn namelijk clusters van symptomen.
 Geen focus op het ontstaan, verloop en de aanhouding van de klachten.
 In de DSM ligt de focus op een aantal criteria. Dit maakt dat er 200/300 verschillende soorten
borderline zijn, want je hoeft maar 5 van de 9 criteria te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gevaar DSM

A

We trekken te snel conclusies. Ga dus ook niet te snel mee in je eigen eerste oordeel. Verder is comorbiditeit een regel in de SGGZ. Dat wil zeggen dat als iemand forse problemen heeft, de kans groot is dat hij/zij meerder diagnoses heeft. Dit kan ervoor zorgen dat mensen van de ene naar de andere afdeling worden gebracht en dit maakt ze kwetsbaar. Ze worden steeds van het kastje naar de muur gestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Andere vormen van diagnostische persoonlijkheidsdiagnostiek (buiten DSM)

A

persoonlijkheidsdysfunctioneren (AMPD), hechting, schema’s, Kernberg/structureel model, persoonlijkheidstrekken, neuropsychologisch, interpersoonlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tijdsdruk bij een intake

A

Tijdens een intake heb je tijdsdruk en het kan dus zijn dat je dingen mist. Ga daarom goed na welke informatie je wel hebt en welke nog niet. Realiseer je wat je nog mist. Er kan sprake zijn van overrapportage als je bijvoorbeeld heel veel focust op depressieve klachten, maar er kan ook onderrapportage zoals bij seksuele problemen of drankproblemen. Suïcidaliteit zal altijd uitgevraagd moeten worden tijdens een intake. Als dit nodig is zal je deze persoon moeten doorsturen of zelfs opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Commitment binnen de GGZ

A

Als er lijden is, dan is er niet noodzakelijk ook commitment. Sandra is in onze casus bijvoorbeeld doorgestuurd door haar moeder. Om de ontdekken of iemand commited is kan je kijken naar de hulpvraag, in hoeverre de cliënt aan de slag wil gaan, de leerervaringen bij de vorige hulpverleners doornemen, kijken of er een pseudo-hulpvraag is en kijken naar de verwachten die de cliënt bij de hulpverlener legt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly