Hc 8 Flashcards
Diagnostische instrumenten
- psychologische test
- ongestructureerde interviews
- semigestructureerde interviews
- observatie
- ## dossieranalyse
Psychologische test
Een psychologische test is het systematisch onderzoeken van gedrag aan de hand van geselecteerde vragen of opdrachten. Binnen de psychologische testen kan je typical performance en maximum performance testen onderscheiden. Deze psychologische testen zijn geschikt voor gedrag, emoties, cognities en vaardigheden/vermogen.
Maximum performance
Bij een maximum performance test zal je de maximale prestatie van die persoon testen. Een voorbeeld van een maximum performance test is een intelligentietest. Je kan niet beter presteren dan je eigen cognitieve capaciteiten en daarom is dat dus een maximum performance test.
Typical performance testen
Bij een typical performance test kan je denken aan persoonlijkheidsvragenlijsten. Je doet deze test dus om te kijken hoe een persoon doorgaans is. Het nadeel van deze testen is dat je je anders kan voordoen dan je daadwerkelijk bent en je kan als onderzoeker dus bepaalde antwoordtendensen zien. Zo kan het zijn dat een sollicitant tijdens een persoonlijkheidstest bepaalde trekken, zoals neuroticisme, wat minder in de verf zet om beter over te komen bij de sollicitatie. Houd dus rekening met deze antwoordtendensen!
Ongestructureerde interviews
Bij een ongestructureerd interview stel je de cliënt vragen en laat je hem/haar vertellen. Het gevaar bij een ongestructureerd interview is dat je weinig kan gaan vergelijken tussen personen, omdat je elke keer unieke antwoorden zult krijgen. De betrouwbaarheid van deze ongestructureerde interviews is dus wat lager.
Semigestructureerde interviews
Hierbij liggen de vragen vast en de antwoorden heb je ook al van tevoren gecodeerd. Denk hierbij aan de SCID-5-S waarbij je specifieke instructies krijgt wat je moet vragen, hoe je het moet uitvragen en hoe je het moet noteren om systematisch te werk te gaan. Het nadeel is dat er weinig ruimte is voor individualisering en dat het niet flexibel is. Interviews zijn geschikt voor gebeurtenissen, cognities en emoties
Observatie
Bij een observatie heb je de unieke kans om gedrag waar te nemen binnen de natuurlijke context. Bijvoorbeeld op school of in de thuissituatie. Observeren binnen de natuurlijk context is belangrijk, want mensen vertellen alleen maar over het probleem en dit is getekend door perceptie. Een observatie kan niet getekend worden door de perceptie van de cliënt, want je bekijkt de objectieve situatie. Je kan dan ontdekken of wat de cliënt verteld ook realiteit is. De observaties zijn dus juist krachtig als je bepaald waarneembaar gedrag (frequentie en duur) wil observeren of als je bepaalde kenmerken van de omgeving, zoals de school of het gezin, wil bekijken.
Dossieranalyse
Er zijn cliënten die weleens terugkomen en in een dossier kan iets staan wat je kan helpen bij een besluit of bij het vormen van een hypothese. Je moet dit dossier gericht gaan bekijken. Je moet op voorhand wat gedachtes formuleren en het dossier daarna pas lezen om te bevestigen wat je dacht. Je kan kijken hoe de achtergrond heeft bijgedragen aan de manier hoe diegene nu is. Deze dossieranalyse is geschikt voor anamnesegegevens, observatieverslagen, schoolrapporten en medische rapporten.
Keuze van instrumenten
Bij de keuze van instrumenten kan je kijken bij ggz standaarden en de COTAN-documentatie NIP.
COTAN-documentatie
de COTAN-documentatie worden testen gecontroleerd op onder andere betrouwbaarheid. Een nadeel van de COTAN-documentatie is dat het betaald is en dat je deze in de praktijk dus minder zal gebruiken. Verder kunnen er binnen je vakgebied ook vakbladen zijn en daar worden soms ook wat vragenlijsten gedeeld. Houd de vakliteratuur dus bij! Vaak is hier wel goede informatie die niks kost, maar wel waardevol is.
Je kiest een instrument aan de hand van de volgende factoren:
- objectiviteit
- betrouwbaarheid
- validiteit
- efficiëntie
- gestandaardiseerd
- normen
- kosten-baten
Objectiviteit
Als jij de test afneemt en je collega ook, dan moet je min of meer hetzelfde
resultaat hebben. Het kan dus niet afhangen van wie de test afneemt. Je wil dus dat er hetzelfde resultaat is, onafhankelijk van de testafnemer.
Betrouwbaarheid
Je wil een bepaalde score of uitkomst verkrijgen en je hoopt dat deze
aansluit bij de waarheid en hetzelfde blijft over tijd. Dit is wel uitdagend, maar ook heel belangrijk, want de score moet dus gelijk blijven. Kortom; je instrument benadert de werkelijke score en deze score is consistent over tijd.
Validiteit
Meet het wat het moet meten? Meet deze test hetzelfde als een vragenlijst die hetzelfde onderwerp meet? Dit is belangrijk
Efficiëntie
De test meet binnen een bepaalde tijd en met voldoende opgaves de variabele.
Gestandaardiseerd
De procedure ligt zodanig vast dat je de test maar op één manier kan
uitvoeren.
Normen
Is er een vergelijking met de normpopulatie mogelijk? Veel nieuwe instrumenten
zijn zodanig nieuw en experimenteel dat er geen normen beschikbaar zijn. Dit is geen probleem. De afname van een test is belangrijk om te vergelijken tussen personen en om binnen een persoon veranderingen te meten. Op basis daarvan wil je conclusies trekken.
Kosten/baten
Is het praktisch haalbaar voor jou en de cliënt? Wat is de draagkracht van die persoon? Kan deze persoon dat wel opbrengen? Is er genoeg cognitieve ruimte voor? Wat zijn de kosten? Deze kosten kun je ook letterlijk nemen, want niet alles is gratis. Promis.com heeft verschillende gratis vragenlijsten.
Intelligentie
Er zijn heel wat kenmerken die onder intelligentie vallen, zoals inzicht, redeneervermogen en probleemoplossend denken. Op dit moment, ondanks veel pogingen, is er geen sluitende definitie van wat intelligentie is. Er zijn wel verschillende omschrijvingen.
Waar men het wel over eens is omtrent het concept intelligentie:
Intelligentie is het vermogen tot inzicht en begrip van het dagelijks leven, adaptatie aan
veranderende omgeving.
Er ligt nadruk op redeneervermogen en executieve functie (zoals plannen, probleem
oplossen, abstract denken, begrijpen van complexe ideeën, snelheid van leren, leren van
ervaringen).
Intelligentie heeft niets te maken met creativiteit, karakter of persoonlijkheid.
Discipline/Consciëntieusheid wordt dus ook niet gezien als een onderdeel van intelligentie.
Geschiedenis
Alfred Binet en Théodore Simon ontwikkelde de eerste intelligentietest. Deze test was bedoeld om kinderen met een beperking te onderscheiden van kinderen zonder een beperking. Op deze manier kon onderzocht worden welke kinderen naar speciaal onderwijs moesten. Deze intelligentietest riep twee vragen op:
1. Wat is de definitie van intelligentie?
2. Bestaat intelligenite uit één algemene factor of bestaat intelligentie juist uit meerder
onafhankelijke capaciteiten?
Wechsler-Bellevue Intelligence From 1 en de Wechsler-Bellevue Intelligence Scale Form 2.
Deze twee testen zijn de basis voor de Wechsler test die we vandaag de dag nog gebruiken. Eerst waren de Wechslertesten opgebouwd uit verbale en performale onderdelen. Wechsler dacht namelijk dat dit twee afzonderlijke operationalisaties van het concept intelligentie waren. De performale onderdelen voegde hij vooral toe voor mensen die benadeeld werden in het verbale deel van de test, omdat Engels bijvoorbeeld niet hun moedertaal was. Intussen is het duidelijk dat er geen onderscheid is tussen performale en verbale intelligentie. Verder ontwikkelde hij een losse test voor kinderen en een test om geheugenfuncties te meten.
Spearmans 2-factoren theorie
Er is een model/structuur voorgesteld van wat intelligentie is en hoe je het bestudeerd. Er is bij een heel aantal proefpersonen cognitieve data opgenomen en hier is een factoranalyse op toegepast. Er is dus gekeken naar wat de onderliggende constructen zijn en wat er gemeenschappelijk is aan de cognitieve taken om te kijken naar de onderliggende dingen van intelligentie. De prestatie op de taken hing samen met de een algemene G-factor en een specifieke factor S. De taken die men uitvoert meten volgens Spearman dus hetzelfde. Uit zijn analyse bleek namelijk dat er positieve correlaties waren tussen alle intelligentietaken. Volgens Spearman is er sprake van ‘indifference of indicator’.
Indifference of indicator
Dat wil zeggen dat alle cognitieve opdrachten een even goede taak zijn om G te meten. Een verbale taak of een ruimtelijk inzicht taak, het maakt niet uit, het is een even goede weergave van intelligentie. Er namelijk maar één onderliggende g-factor met drie onderliggende principes. Deze onderliggende principes zijn het begrijpen van eigen ervaringen en hieruit leren, inductief redeneren en deductief redeneren.
Probleem spearman
Een probleem met de theorie van Spearman is dat er geen plaats is voor groepsfactoren. Er zijn dus geen bredere factoren die als groep iets gemeenschappelijks meten en nauwelijks verbonden zijn met de andere testen volgens de theorie van Spearman.