Wetenschapsfilosofie Flashcards

1
Q

Wetenschappelijke evolutie

A

Van Popper. Vooruitgang omdat dmv onderzoek je erachter komt wat niet waar is. Je komt steeds dichterbij de waarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschappelijke revolutie

A

Van Kuhn. Je begint telkens opnieuw. Gebaseerd op paradigma’s (veronderstellingen), vormen ideeën waarop onderzoek is gebaseerd, als die veronderstelling niet klopt hebben we een ander paradigma (andere zienswijze).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het grootste verschil tussen Popper en Kuhn?

A

Popper gaat bij zijn wetenschappelijke revolutie ervanuit dat je steeds dichterbij de werkelijkheid komt omdat je er steeds meer achter komt wat allemaal niet klopt. Volgens Kuhn bij wetenschappelijke revolutie is dat wat we de normale wetenschap noemen, maar in de loop van de tijd gaan theorieën onderuit en wordt er op een andere manier naar onderzoek gekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wetenschapsfilosofie

A

Houdt zich bezig met wat een goede wetenschappelijke theorie is en de methoden om goed te werk te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verificatieprincipe

A

Bij logisch positivisme: een uitspraak is alleen betekenisvol als het empirisch geverifieerd kan worden. Je moet kunnen nagaan of het waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inductieprobleem

A

Conclusie trekken uit een eindig aantal steekproeven waardoor er niet gegeneraliseerd kan worden. Als er maar vaak genoeg iets gebeurt, gaan we er van uit dat iets altijd zo zal zijn. Popper; je mag niet generaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Confirmatieprincipe

A

Wetenschappelijke theorie moet op zijn minst bevestigd worden. Dit principe kwam er na het verificatieprincipe in het logisch positivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is volgens Buskes de ondergang van logisch positivisme?

A

1: Het verificatieprincipe was te rigoureus (te grote gevolgen). Te weinig uitspraken voldeden aan dit principe, waardoor dit betekenisloos werd. Inductieprobleem kwam voor, waardoor dit afzwakte naar het confirmatieprincipe
2: Wetenschap bestaat niet uit neutrale objectieve feiten, omdat deze niet bestaan. Feiten staan niet op zichzelf, maar krijgt betekenis na conceptueel raamwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe omzeil je het inductieprobleem?

A

Popper: Je kunt nooit nagaan of een theorie waar is, maar wel dat deze onwaar is (falsificatie). Hiermee blijf je in de beschikbare kennis en omzeil je het inductieprobleem (= je mag niet generaliseren als je een eindig aantal steekproeven hebt gedaan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap volgens Popper?

A

Falsificeerbaarheid: je kan nooit zeggen dat een theorie klopt, maar wel dat een theorie niet klopt en dus uitgesloten kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gecorrobeerde theorie

A

Wanneer een theorie het proces van falsificatie heeft doorstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie kritiekpunten op Poppers gedachtegoed over de evolutietheorie worden er besproken in Buskes?

A

1: Wetenschap schiet niks op met elimineren van theorieën. Empirisch succes wordt daardoor nietszeggend
2: Als er één tegenvoorbeeld is, mag dan de gehele theorie de prullenbak in? Sommige pleiten voor bescherming van theorie, maar de vraag blijft voor hoelang en waartegen
3: Falsificatie is moeilijk toepasbaar, omdat een theorie niet in isolatie is te toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Abnormale wetenschap

A

Als er tegenvoorbeelden en problemen blijven komen zonder dat ze opgelost kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theoriegeladen

A

Houdt in dat wat een onderzoeker waarneemt wordt bepaald door zijn/haar theoretische achtergrond of cultuur van de onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly