Week 8 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Wat is de belangrijkste nutriënt voor zuigelingen?

A

Eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de drie verschillende macronutriënten. Hoeveel energie komt vrij bij verbranding van 1 gram van ieder macronutriënt?

A

De 3 macronutrienten zijn: koolhydraten / vetten / eiwitten

verbranding 1 gram koolhydraten levert 4 kCal

verbranding 1 gram vet levert 9 kCal

verbranding 1 gram eiwit levert 4 kCal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke aminozuren zijn essentieel en waarin verschillen deze van de niet essentiële aminozuren? Voor welke groep kinderen bestaan er ook semi-essentiële aminozuren?

A

Essentiële aminozuren zijn: leucine, isoleucine, valine, threonine, phenylalanine, tryptofaan, lysine, methonine en histidine. Essentiële aminozuren kunnen niet door het lichaam worden aangemaakt en dienen derhalve in de voeding aanwezig te zijn. 6 aminozuren worden beschouwd als ‘semi-essentieel”, dit zijn aminozuren die afhankelijk van de situatie gesynthetiseerd kunnen worden in het lichaam. Bij prematuur geboren kinderen kunnen deze aminozuren niet worden aangemaakt in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de vochtbehoefte van een pasgeborene in de 1ee levensweek (berekend per kg lichaamsgewicht)?

A

Vochtbehoefte van een zuigeling tussen 0-3 maanden is 150-170 ml/kg/dg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een aantal verklaringen voor het de hogere vochtbehoefte bij de zuigeling.

A

Een zuigeling heeft een veel hogere insensible loss ( relatief groot lichaamspoppervlak, dunnere huid, hoger basaal metabolisme) en groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevaar van te snelle inhaalgroei in de eerste postnatale fase?

A

Te sterke inhaalgroei in de eerste maanden is geassocieerd met het metabool syndroom (obesitas, insuline overgevoeligheid, hoge broeddruk). Dit vormt weer een verhoogd risico voor cardiovasculaire complicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de klinische verschijnselen en oorzaken van het ontstaan van rachitis.

A

Rachitis ontstaat als gevolg van vitamine D tekort.

Klassieke symptomen zijn:

I. verbreding/verdikking van polsen en enkels

II. later gevolgd door het doorbuigen van de lange pijpbeenderen (o.m. O-benen)

III. Verdikkingen ten plaatse van de costo-sternale overgang (zogenaamde. rachitis-rozenkrans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een hygroma colli en bij welke belangrijke foetale toestand kan dit voorkomen?

A

Een hygroma colli is een vochtophoping in de weke delen van de nek van de foetus. Deze kan voorkomen in het kader van hydrops foetalis, waarbij ook vochtcollecties op andere plaatsen kunnen voorkomen, zoals hydrothorax, hydropericard, ascites en gegeneraliseerd oedeem. Ook hydrops van de placenta vormt een onderdeel van hydrops foetalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt deformatie in? Noem een voorbeeld

A

We hebben hier te maken met een deformatie: de benen hebben een afwijkende stand ten gevolge van de onderliggende skeletdysplasie, die de ontwikkeling van femur en tibia zodanig heeft beïnvloed dat de beenstand als gevolg hiervan verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt malformatie in? noem een voorbeeld

A

In dit geval gaat het om een malformatie: de gonade is, ten gevolge van een mutatie in een cruciaal gen, niet op de juiste manier ontwikkeld. Dit probleem is vanaf het begin van de gonadenontwikkeling opgetreden en ten gevolge van een intrinsieke factor (de genmutatie die leidde dat een afwijkend eiwit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar staat SIDS voor en wat is de definitie van SIDS?

A

SIDS staat voor Sudden Infant Death Syndrome. Dit wordt gedefinieerd als “het plotseling overlijden van een kind onder de leeftijd van 1 jaar dat zonder verklaring blijft, ondanks uitgebreid postmortaal onderzoek, inclusief obductie, onderzoek van de plaats van overlijden en analyse van klinische voorgeschiedenis”. Voor de diagnose SIDS moeten kinderen tenminste 1 maand oud zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 6 vormen van kindermishandeling

A
  1. Lichamelijke mishandeling
  2. Lichamelijk verwaarlozing
  3. Psychische mishandeling
  4. Psychische verwaarlozing
  5. Seksueel misbruik
  6. Pediatric condition falsification (Münchhausen by proxy)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 4 soorten mishandeling die voorkomen bij Münchhausen by proxy (pediatric condition falsification)

A
  • Fysieke en/of psychische klachten bij het kind nabootsen (falsification)
  • Direct klachten bij het kind veroorzaken (induction)
  • Klachten verzinnen of aanpraten (verbal fabrication)
  • Bestaande klachten bij het kind uitvergroten (exaggeration)c
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 5 risicofactoren bij een kind voor kindermishandeling

A
  • Ongewenst kind
  • Stief- of adoptiekind
  • Handicap
  • Prematuur geboren: gestoorde hechting
  • Handicap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 risicofactoren bij een ouder voor kindermishandeling

A
  • Zelf mishandeling/misbruikt
  • Psychiatrie/verslaving
  • Te weinig kennis van opvoeding
  • Te hoge verwachtingen kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem 5 risicofactoren bij een gezin voor kindermishandeling

A
  • Relatieproblemen
  • Werkloosheid
  • Financiële problemen
  • Isolement
  • Groot gezin/alleenstaande ouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke signalen voor kindermishandeling zijn er bij kinderen <4 jaar?

A
  • Lichamelijk
    • Blauwe plekken, groeiproblemen, luieruitslag, cariës, vaak ziek, hongerig, motorisch gestoord
  • Gedrag
    • Veranderingen in gedrag, ander gedrag als ouders weg zijn, agressief/seksueel gedrag naar andere kinderen of dieren
  • Tijdens LO
    • Gedrag tijdens LO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 5 soorten fracturen die erg specifiek zijn voor kindermishandeling

A
  • Ribfracturen (krijgt een kind niet zomaar)
  • Klassieke metafysaire fractuur (alleen bij het door elkaar schudden van een kind)
  • Fractuur scapula
  • Fractuur sternum
  • Fractuur processus spinosus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer zijn blauwe plekken bij een kind suspicious?

A
  • ‘rode’ locaties op lichaam (niet dicht op bot)
  • Meerdere blauwe plekken
  • Blauwe plekken met patroonvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar staat Ten-4-FACESp voor bij kindermishandeling?

A
  • TEN: Torso, Ears, Neck
  • 4 months or younger
  • FACES: Frenulum, Angle of jaw, Eyelids, Subconjunctive
  • Patterned bruising
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 4 huidaandoeningen die lijken op mishandeling

A
  1. Archipelplek
  2. Striae
  3. Hemangioom
  4. Contactallergie
23
Q

Wat is je DD bij een jong kind in coma/verlaagd bewustzijn?

A
  1. Infectie
  2. Shock bij bloeding
  3. Status na epileptische aanval
  4. Intoxicaties
  5. Traumatisch hersenletsel
24
Q

Noem een aantal vormen van schadelijke traditionele praktijken

A
  • Eergeweld en eermoord (en er mee dreigen)
  • Huwelijksdwang en achterlating (in het buitenland) (en er mee dreigen)
  • Huwelijkse gevangenschap: vastzitten in een religieus huwelijk (ook na echtscheiding)
  • Leven in gedwongen isolement; niet alleen naar buiten mogen (verborgen vrouwen)
  • Vrouwelijke genitale verminking (vrouwenbesnijdenis)
25
Q

Noem een aantal signalen van huiselijk geweld

A
  • Blauwe plekken, ontwrichtingen, fracturen
  • Hoofdpijn, slaapstoornissen, eetproblemen, buikpijn
  • Depressieve klachten, automutilatie
  • Geen lichamelijk onderzoek willen
  • Geen oogcontact
  • Nervositeit, schrikachtig
  • Altijd vergezeld van een tweede
  • Geringe assertiviteit
26
Q

Beschrijf de fysiologische pulmonale veranderingen die direct na de geboorte plaatsvinden en benoem de factoren die hierop van invloed zijn.

A

Voor de geboorte is de long gevuld met vocht. Na de geboorte moet de long binnen enkele minuten gevuld worden met lucht om een goede gaswisseling te laten plaatsvinden. Het vocht in de long wordt geabsorbeerd door de pulmonale lymfevaten en capillairen. Dit gebeurt onder invloed van mechanische druk (compressie van de thorax tijdens de uitdrijvingsfase), hormonale factoren (bv. cathecholamines) en door de veranderende druk in de long na de geboorte.
Met de eerste ademteugen wordt intrapulmonaal vocht vervangen door lucht.

Er is tijdens de eerste ademteug een vrij grote ‘openingsdruk’ nodig (> 20 cmH2O) om de long te laten expanderen. Belangrijke stimuli voor de eerste ademteug zijn kou en audiovisuele, proprioceptieve en tactiele stimuli.

27
Q

Beschrijf de fysiologische circulatoire veranderingen die na de geboorte plaatsvinden en benoem de factoren die hier op van invloed zijn.

A

Direct na de geboorte ontplooien de longen zich. De vasculaire weerstand van de longen daalt acuut. Daarbij stijgt de vasculaire weerstand van de systemische circulatie, aangezien de placenta (met een zeer lage weerstand) wordt verwijderd met het afklemmen van de navelstreng. Door deze veranderingen stijgt de bloedstroom naar de longen en vermindert de bloedstroom door de ductus arteriosus. Als gevolg van de verhoogde longflow stijgt de pulmonaalveneuze retour naar het linkeratrium. Hierdoor stijgt de druk in het linkeratrium en wordt het foramen ovale dichtgedrukt.
De ductus arteriosus blijft open in utero onder invloed van prostaglandines. Aan het eind van de zwangerschap wordt de ductus steeds gevoeliger voor het constrictieve effect van zuurstof. Na de geboorte stijgt de zuurstofspanning in het bloed en sluit de ductus zich, normaal gesproken binnen enkele dagen na de geboorte.

28
Q

Wat is het verschil in adaptatie tussen kinderen geboren na een vaginale partus en kinderen geboren na een keizersnede? Beschrijf het resulterende klinisch beeld en de mogelijke complicaties hiervan.

A

Voor de adaptie direct va de geboorte geldt dat de longen van het kind na een keizersnede niet zijn ‘samengeperst’ door het geboortekanaal. Hierdoor duurt het vaak langer voordat al het interstitieel vocht in de long is opgenomen door het capillair bed.

Dit resulteert in het klinische beeld van een TTN (transient tachypnoea of the newborn) of wet lung.

Kinderen kreunen dan vaak, hebben een tachypneu en soms zuurstofbehoefte.

Meestal herstelt dit binnen 24 uur/ een belangrijke en serieuze complicatie van TTN is een pneumothorax.

29
Q

Wat is het basisprincipe van neonatale resuscitatie?

A

Het belangrijkste initiële doel van neonatale resuscitatie is om de longen te ontplooien en vervolgens het pulmonale bloed te oxygeneren.

30
Q

Wat is het grote verschil tussen neonatale en volwassen resuscitatie?

A

In tegenstelling tot reanimatie bij volwassenen is het primaire probleem meestal van pulmonale en niet van cardiale oorsprong.

31
Q

Beschrijf het ziektebeeld dat ontstaat indien de pulmonale vaatweerstand onvoldoende daalt na de geboorte en benoem de mogelijke oorzaken hiervan.

A

Indien de pulmonale vaatweerstand onvoldoende daalt na de geboorte is er sprake van Persistent Pulmonary Hypertension of the Newborn (PPHN). Hierbij is de longvaatweerstand dus te hoog. Als gevolg hiervan zal er een rechts-links shunt optreden op het niveau van foramen ovale en de ductus arteriosus. Dit leidt tot cyanose.

In sommige gevallen kan dit leiden tot ernstige (cardio)respiratoire insufficiëntie, waarbij intensieve beademing en bloeddrukondersteuning nodig is. Differentiaaldiagnostisch moet gedacht worden aan een aangeboren hartafwijking.

Mogelijke oorzaken van PPHN zijn onder andere perinatale asfyxie, perinatale infectie en longhypoplasie (bijvoorbeeld bij congenitale hernia diafragmatica). Ook bij meconium aspiratie wordt vaker pulomonale hypertensie gezien.

32
Q

Beschrijf de fysiologische invloeden op het sluiten van de ductus arteriosus

A

De ductus arteriosus blijft open in utero onder invloed van prostaglandines. Aan het eind van de zwangerschap wordt de ductus steeds gevoeliger voor het constrictieve effect van zuurstof. Na de geboorte stijgt de zuurstofspanning in het bloed en sluit de ductus zich, normaal gesproken binnen enkele dagen na de geboorte. Bij prematuur geboren kinderen (< 37 weken) sluit de ductus minder gemakkelijk.

33
Q

Organisaties in welke 6 sectoren moeten een meldcode hebben voor huiselijk geweld?

A
  • Gezondheidszorg;
  • Onderwijs;
  • Kinderopvang;
  • Maatschappelijke ondersteuning;
  • Jeugdzorg;
  • Justitie
34
Q

Wat zijn de 5 stappen van een melding van huiselijk geweld?

A

Stap 1;

  • Vermoeden van kindermishandeling verder onderzoeken
  • Aantekeningen maken in patientendossier

Stap 2:

  • Advies/consult vragen bij Veilig Thuis, of evt bij een deskundige collega
  • Advies vragen is niet hetzelfde als het doen van een melding
  • Advies is anoniem

Stap 3

  • Aanwijzingen en signalen bespreken met ouders alvorens een melding te doen

Stap 4

  • Overleggen zo mogelijk met andere bij het gezin betrokken hulpverleners
  • Mag ook zonder toestemming/medeweten van betrokkenen

Stap 5:

  • Melding doen bij VTRR
  • Ouders in kennis stellen van de melding tenzij niet mogelijk ivm veiligheidsrisico’s
  • Ook bij bezwaar van ouders melding doorzetten
35
Q

Benoem de belangrijkste argumenten voor de keuze voor borstvoeding.

A

De voordelen van moedermelk zijn aangetoond op het gebied van infecties en immunologie, voedingsproblemen, hersenontwikkeling, metabool syndroom en moeder-kind interactie.

Bij de prematuur komt daar bij dat de kans op necrotiserende enterocolitis, een potentieel levensbedreigende darmontsteking, groter is wanneer geen moedermelk wordt gegeven. Er zijn ook maternale voordelen.

36
Q

Benoem de 3 soorten immuunfactoren die aanwezig zijn in moedermelk.

A

· Eiwitten: immuunglobulinen (secretoir IgA), lactoferrine, lysozyme
· Cellen: macrofagen, lymfocyten
· Pre- en probiotica

37
Q

Wat is het mogelijke gevolg van te weinig aanleggen van een kind voor borstvoeding?

A

Wanneer de borst te infrequent gestimuleerd wordt komt de melkproductie onvoldoende op gang. Als het kind daardoor te weinig voeding binnen krijgt kan er “stille ondervoeding aan de borst” optreden; het kind krijgt lage bloedsuikers, wordt slomer en gaat steeds slechter drinken, waardoor de borst weer onvoldoende gestimuleerd wordt; een vicieuze cirkel.

38
Q

Benoem de meest voorkomende metabole stoornis bij het kind die een contra- indicatie vormt voor het geven van moedermelk.

A

Galactosemie, (evt. PKU).

39
Q

Wat is het gecombineerde risicopercentage van het doorgeven van het HIV virus tijdens de zwangerschap en via de moedermelk bij een met HIV besmette moeder aan haar kind?

40
Q

Geef drie redenen waarom in ontwikkelingslanden het advies is om juist wel borstvoeding te geven bij een HIV geïnfecteerde moeder.

A
  1. In landen waar de hygiënische omstandigheden zo zijn dat de veiligheid van drinkwater en poedermelk niet gegarandeerd kan worden, is het risico op overlijden van het kind groter bij kunstvoeding (met name door dehydratie bij gastro-enteritis) dan bij borstvoeding.
  2. Daar komt bij dat kunstvoeding in die landen vaak onbetaalbaar en niet makkelijk voorradig is voor de mensen en
  3. dat moedermelk met de diverse immunologische factoren ook juist een beschermend effect lijkt te hebben (maar niet zodanig dat transmissie is uitgesloten, dus in Nederland niet verstandig om dat te adviseren).
41
Q

Kun je met lithium borstvoeding geven?

42
Q

Is een vega dieet een contra-indicatie voor borstvoeding?

A

Een vegetarisch dieet is geen probleem, mits moeder zorg draagt dat zij voldoende variatie aan eiwitbronnen binnen krijgt; met ei, soja en noten is een volwaardig dieet te verkrijgen. De moedermelk zal dan van prima kwaliteit zijn.

43
Q

Hoeveel mag een gezonde zuigeling afvallen ten opzichte van het geboortegewicht?

A

Algemeen wordt aangehouden dat een zuigeling 10% mag afvallen. De voorwaarden moeten dan wel zijn dat de melkproductie goed op gang komt, het kind in goede klinische conditie is en de capaciteit heeft goed te drinken (niet suf/ondertemperatuur). Bij hoog-risico kinderen (prematuren, dysmaturen, infectie) wordt vaak bij een gewichtsverlies van 7,5% al ingegrepen.

44
Q

Hoe kan de melkproductie extra gestimuleerd worden?

A

Vaker aanleggen, extra afkolven (bij voorkeur nadat het kind aangelegd is; eventueel verkregen melk kan zo nodig als bijvoeding gegeven worden), lactatiekundig advies ten aanzien van techniek van aanleggen, alleen als bovenstaande niet helpt kan domperidon overwogen worden.

45
Q

wat is het grootste verschil tussen premature en mature moedermelk?

A

Premature moedermelk bevat meer eiwit. Dit daalt (net als bij moeders die op tijd bevallen zijn) in de loop van de tijd.

46
Q

Wat is colostrum en waarin onderscheidt het zich van moedermelk?

A

Colostrum is de eerste moedermelk na de geboorte. In colostrum zit opvallend veel immunologische factoren, waaronder immuunglobulines, die het kind helpen in de afweer.

47
Q

Van welke macro- en micronutriënten is er een relatief tekort in moedermelk voor prematuren?

A

Tekort aan calorische waarde (energie), eiwit, calcium en fosfaat.

48
Q

Wat is de belangrijkste conclusie van de PROBIT trial?

A

langdurig en exclusieve borstvoeding verbetert de cognitieve ontwikkeling op de leeftijd van 6,5 jaar.

49
Q

Noem 4 specifieke voorbeelden van redenen waarom de absorptiefractie van geneesmiddelen lager is bij kinderen dan bij volwassenen

A

Zuurgraad: intragastric pH is hoog bij neonaten. Zuur-labiele stoffen zoals peni-G hebben een betere bio-availability in neonaten. Zwakke zuren (fenobarb) daarentegen worden slechter opgenomen

De mogelijkheid om lipofiele geneesmiddelen oplosbaar en opneembaar te maken worden beïnvloed door biliaire functie (laag in neonaten)

Maaglediging is nog vertraagd bij neonaten en wordt in 1e week snel beter

Ontogenie van intestinale drug-metaboliseerders en efflux tansporters is nog niet goed gekarakteriseerd.

50
Q

Wat is het voornaamste verschil in distributie van geneesmiddelen tussen volwassenen en vooral jonge kinderen?

A

Voor de distributiefase is van belang, m.n. voor wateroplosbare geneesmiddelen, dat het extracellulair volume bij prematuren hoger ligt (80%) dan bij volwassenen (60%), hetgeen leidt tot lagere spiegels bij dezelfde dosering per kg.

51
Q

Wat is het belangrijkste enzymsysteem betrokken bij de omzetting van veel geneesmiddelen?

A

Cytochroom P450 familie

52
Q

In welke 3 groepen kunnen de CYP enzymen worden ingedeeld?

A

Foetale CYP enzymen (CYP3A7, CYP4A1)

Vroeg neonatale CYP enzymen (CYP2D6, CYP2E1)

Neonatale CYP enzymen (CYP3A4, CYP2C, CYP2B, Cyp1A2)

53
Q

Wat is het verschil in uitscheiding van een geneesmiddel via de nier tussen een volwassene en een pasgeborene?

A

Renale uitscheiding is m.n. afhankelijk van de glomerulaire filtratie. Er zijn weinig geneesmiddelen waarbij actieve tubulaire secretie een belangrijke rol speelt. De nierfunctie, uitgedrukt als inulineklaring verandert snel met de leeftijd, zeker in de neonatale periode.

De glomerulaire nierfunctie neem toe tot volwassen waarden in het verloop van het 1e levensjaar.

De ontwikkeling van de tubulaire nierfunctie loopt hier op achter.

De geringere reabsorptie kan er toe leiden dat de klaring, ondanks slechtere GFR, van sommige geneesmiddelen juist hoger is.

De disbalans tussen ontwikkeling van glomerulaire en tubulusfunctie bestaat tot de leeftijd van ongeveer 1 jaar.