Week 12 VO's/ZO's Flashcards

1
Q

Wat moet er gedaan worden bij klinische symptomen suggestief voor een UWI?

A

Een urinekweek afgenomen worden

Dit is essentieel voor de diagnose van een urineweginfectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de beschikbare methoden voor het afnemen van urine bij kleine kinderen?

A
  • Plaszakje
  • Eenmalige katheterisatie
  • Suprapubische punctie

Elk van deze methoden heeft specifieke voor- en nadelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een voordeel van het gebruik van een plaszakje?

A

Eenvoudig, goedkoop, niet invasief

Het plaszakje is voornamelijk geschikt voor het uitsluiten van een UWI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een nadeel van een plaszakje?

A

Kans op contaminatie van huidbacteriën

Een positieve urinekweek kan het gevolg zijn van contaminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een voordeel van een eenmalige katheterisatie?

A

Kleine kans op contaminatie, urine rechtstreeks uit blaas

Dit maakt het een betrouwbaardere methode voor urineafname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een nadeel van een eenmalige katheterisatie?

A

Invasief, kleine kans op contaminatie door periurethrale kolonisatie

Dit kan vervelend zijn voor het kind en ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een voordeel van suprapubische punctie?

A

Urine rechtstreeks uit blaas, geen contaminatie

Dit is de meest betrouwbare methode voor urineafname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een nadeel van suprapubische punctie?

A

Invasief, afhankelijk van de vaardigheid van de arts

Dit kan complicaties met zich meebrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tijdens welke levensfase zijn kinderen bijzonder gevoelig voor UWI’s?

A

Tijdens zindelijkheidstraining

Dit komt door veranderingen in plasgewoontes en suboptimale hygiëne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt ‘dysfunctional voiding’ genoemd?

A

Vertraagde ontwikkeling van de coördinatie tussen blaas en urethrale sfincter

Dit leidt vaak tot recidiverende UWI’s en incontinentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel gradaties van VUR bestaan er?

A

Vijf gradaties

Deze zijn gebaseerd op de bevindingen van een mictiecystogram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is graad 1 van VUR?

A

VUR in de ureter

Vanaf graad 2 komt het contrastmiddel tot in het pyelum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan VUR in combinatie met urineweginfectie veroorzaken?

A

Pyelonefritis met verlies van parenchym en littekenvorming

Dit kan leiden tot reflux nefropathie en terminale nierinsufficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de medicamenteuze behandeling van VUR?

A

Antibiotica profylaxe

Dit is om urineweginfecties en pyelonefritiden te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer moet VUR geopereerd worden?

A

Bij doorbraakinfecties of achteruitgang van de nierfunctie

Zorgvuldige follow-up is nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het basisprincipe van de operatie voor VUR?

A

Verlengen van het intramuraal gelegen deel van de ureter

Dit zorgt ervoor dat de ureter tijdens blaasvulling dichtgeknepen wordt.

17
Q

Welke operatietechnieken worden vaak toegepast voor VUR?

A
  • Endoscopische technieken met ‘bulking agent’
  • Open ureterreïmplantatie

Het succespercentage van de endoscopische techniek ligt rond 75%.

18
Q

Welke onderzoeken worden na de acute infectiefase aangevraagd?

A
  • Echografie urinewegen
  • Mictiecystogram (MCU)
  • Nierscan

Deze onderzoeken helpen bij het beoordelen van de nierfunctie en anatomische afwijkingen.

19
Q

Wat is de behandeling voor een VUR graad IV links?

A

Conservatief beleid met antibiotica profylaxe

Dit is gerechtvaardigd omdat een groot deel van de VUR’s met de leeftijd verdwijnt.

20
Q

Wat moet er nog onderzocht worden na een doorbraakinfectie?

A

De relatieve nierfunctie met een DMSA scan

Dit is belangrijk voor de prognose wat betreft reflux nefropathie.

21
Q

Wat is de prevalentie van afwijkingen van de urinewegen bij zwangerschappen?

A

Ongeveer 1 op de 500 zwangerschappen

De prevalentie van afwijkingen kan toenemen door meer antenatale echo’s.

22
Q

Vanaf welk tijdstip in de zwangerschap kunnen afwijkingen van de urinewegen gediagnosticeerd worden?

A

Rond de 14e week

Dit is wanneer de nieren en ureter volledig ontwikkeld zijn.

23
Q

Wat kan een vermindering van het vruchtwater tijdens de zwangerschap duiden?

A

Ernstige (bilaterale) nierafwijkingen of obstructieve uropathieën

Dit kan leiden tot ernstige longhypoplasie.

24
Q

Wat is de meest voor de hand liggende diagnose bij een gedilateerde pars prostatica van de urethra?

A

Urethrakleppen

Dit is te zien op het mictiecystogram.

25
Q

Welke behandeling volgt na de diagnose urethrakleppen?

A

Kleppen cystoscopisch gekliefd

Dit is de standaardprocedure na de initiële behandeling.

26
Q

Wat is de prognose voor blaasfunctie na behandeling van urethrakleppen?

A

Er zijn geen prognostische factoren die de blaasfunctie kunnen voorspellen

Sommige patiënten ontwikkelen een stugge en instabiele blaas.

27
Q

Wat is een mogelijke behandeling als de blaasfunctie slecht is?

A

Blaasaugmentatie

Dit kan nodig zijn om de nierfunctie te beschermen.

28
Q

Bij welke leeftijd moet je bij obesitas denken aan een genetische/syndromale oorzaak?

A

Bij obesitas bij een kind <5 jaar

29
Q

Noem 4 rode vlaggen bij obesitas <5 jaar

A
  • Onverzadigbaar gedrag
  • Dysmorfe kenmerken
  • Ontwikkelingsproblemen
  • Kleine lengte
30
Q

Noem 2 situaties bij obesitast op kinderleeftijd waarin ja gaat screenen op comorbiditeiten

A
  • Indien overgewicht + risicofactoren of obesitas graad 1 of 2, dan screening vanaf 10 jaar (puberteitsleeftijd)
  • Indien obesitas graad 3 (ongeacht de leeftijd)
31
Q

Welke 3 componenten bevat gcombineerde leefstijlinterventie?

A
  1. Voeding (voedingsrichtlijn schijf van vijf)
  2. Beweging (richtlijn gezondheidsraad Nederlandse norm gezond bewegen: minimaal 1 uur per dat matig intensief en 3x per week spierversterkend)
  3. Gedrag