Week 10 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Wat is een hernia inguinalis bij een kind?

A

Een open processus vaginalis, welke normaal spontaan sluit, echter als deze open blijft kan een darmlis vanuit de buikholte het lieskanaal ingaan en dat wordt een hernia inguinalis genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Moet ee hernia inguinalis bij een kind geopereerd worden?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een atresie van de darm?

A

Een aangeboren onderbreking van een lumen in de darm, met als resultaat een passagebelemmering van de darminhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het voornaamste symptoom bij een baby met een duodenumatresie en hoe wordt het typische röntgen beeld genoemd?

A

Gallig braken is het voornaamste symptoom. De röntgen foto laat de zogenaamde “double bubble” zien, een uitgezette maag en proximaal duodenum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke twee ziektebeelden is de eerste meconiumlozing (ernstig) vertraagd?

A

Meconiumileus en de ziekte van Hirschsprung.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat het defect in de darmontwikkeling bij de ziekte van Hirschsprung?

A

Ontbreken van ganglioncellen in het distale deel van de darmwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het acroniem van andere afwijkingen bij patiënten met een anorectale malformatie en waar staan de letters voor?

A

V: Vertebra: Wervelafwijkingen
A: Anusafwijkingen (anorectale malformatie)
C: Cardiale afwijkingen
T: Trachea afwijkingen
E: Esophagus afwijkingen
R: Renaal: Urogenitale afwijkingen
L: Ledemaatafwijkingen (radius en duim)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de kans op melanoom bij kinderen met een congenitale naevus?

A

De kans op melanoom is < 1 % bij kinderen met een congenitale naevus < 10 cm.

De kans op melanoom is ongeveer 10-15% bij kinderen met een congenitale naevus > 40 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zijn 6 of meer cafe au lait vlekken pathognomisch voor?

A

Zes of meer café au lait maculae zijn pathognomonisch voor neurofibromatose als ze een minimale grootte hebben die afhankelijk is van de leeftijd (≥10 jr ≥1.5cm; 5-10 jr ≥1.0cm; <5 jr ≥0.5cm).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer behoeft een hemangioom een follow-up? (4)

A
  • Snel groeiende hemangiomen die het aangezicht misvormen
  • Hemangiomen die een bedreiging vormen voor vitale functies
  • Frequente bloeding/ulceratie
  • Meerdere (>10) hemangiomen op lichaam, daarbij ook levenhemangiomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen een naevus flammius en een hemangioom?

A

Een naevus flammeus (= vasculaire malformatie) is vanaf de geboorte aanwezig en vertoont geen groei. Een haemangioom (= vasculaire tumor) is in de meeste gevallen niet zichtbaar bij de geboorte en vertoont in de eerste levensmaanden een flinke groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stoffen kunnen bij kinderen door een tumor worden geproduceerd die de bloeddruk doen stijgen?

A

Catecholaminen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de meest frequent voorkomende tumor bij kleuters?

A

neuroblastoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke genetische modificatie wordt geassocieerd met een neuroblastoom?

A

Amplificatie van het oncogen N-myc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 3 meest belangrijke klinische en biologische prognostische factoren bij een neuroblastoom op kinderleeftijd

A
  1. leeftijd van de patiënt bij diagnose (jonger dan 1 jaar gunstiger)
  2. uitbreiding van de tumor (stadium)
  3. aan-/afwezigheid N-myc amplificatie (aanwezigheid betekent slechtere prognose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 klinische verschijnselen van een retinoblastoom

A
  1. Witte pupilreflex (leukocoria), wat goed te zien is op een flitsfoto zonder ‘rode ogen compensatie’ (zie afbeelding)
  2. Strabismus
  3. Ontsteking, hyphema, onregelmatigheid van de pupil
  4. Glaucoom (pijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk gendefect is betrokken bij het ontstaan van het retinoblastoom?

A

Verlies van het tumor suppressor gen RB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de meest voorkomende weke delen tumor op kinderleeftijd?

A

Rhabdomyosarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het stopsignaal voor transcriptie tot mRNA?

A

De poly-A staart

20
Q

Met welk aminozuur begint een eiwit altijd?

A

Methionine

21
Q

Wat is het verschil tussen een stopcodon en het poly-A signaal?

A

Verschil tussen ATAAA/ATTAAA (poly-A signaal) en stopcodon: een stopcodon codeer voor het eind van een eiwit, ATAAA/ATTAA codeert voor het einde van mRNA

22
Q

Aan welke aandoening moet je denke bij echodense darmen tijdens een zwangerschapsecho?

23
Q

Welke informatie mist bij Prader-Willi syndroom?

A

De paternale bijdrage mist

24
Q

Hoe kun je in het lab methylering zichtbaar maken?

A

Een behandeling met bisulfiet maakt van een niet-gemethyleerde C een U (uracil), terwijl een gemethyleerde C een C blijft.

25
Q

Waar in het FMR1 gen is de repeat expansie?

A

In de promotor

26
Q

Waarvan is het atrium septum defect (ASD) een gevolg?

A

(gedeeltelijk) uitblijven van septatie

27
Q

Wat is de incidentie van aangeboren hartafwijkingen?

28
Q

Wat is een L-R shunt?

A

Een situatie waarbij de hoeveelheid bloed die er per tijdseenheid door de longcirculatie gaat groter is dan de hoeveelheid bloed die door de lichaamscirculatie gaat.

29
Q

Wat is er anders aan de 2e harttoon bij een groot ASD II dan bij een normaal hart?

A

Luider
Gefixeerd gespleten

30
Q

Wat voor hartruis wordt er bij een ASD gehoord?

A

Een systolisch ejectiegeruis

31
Q

Wat voor achterwand en oor heeft het rechter atrium? En links?

A

Rechts: getrabeculariseerde achterwand, stomp oor
Links: gladde achterwand, vingervormig oor

32
Q

Noem, naast overbelasting, 2 andere complicaties van een atriumseptumdefect

A
  1. Pulmonale vaatafwijkingen
  2. Ritmestoornissen (boezemfibrilleren en -fladderen_
33
Q

Noem de 4 onderdelen van tetralogie van fallot

A
  1. Ventrikelseptumdefect
  2. Pulmonalisstenose
  3. Overrijdende aorta
  4. Rechterkamerhypertrofie
34
Q

Hoeveel % van de pasgeborenen met een hartafwijking heeft tetralogie van fallot?

35
Q

Wat is de oorzaak van de centrale cyanose bij tetralogie van fallot?

A

De oorzaak van deze centrale cyanose is een R-L shunt op ventrikelniveau.

36
Q

Waarom is er bij tetralogie van fallot bij een lichte pulmonalisstenose geen cyanose?

A

Er zal dan een L-R shunt door het VSD zijn

37
Q

Wat is het meest kenmerkende op een ECH van iemand met tetralogie van fallot?

A

De rechterkamerhypertrofie

38
Q

Wat is het verschil tussen een subvalvulaire en supravalvulaire vernauwing?

A

Vernauwing onder of boven de klep. Bij aortaklep dus net onder aortaklep in linkerkamer of net boven aortaklep in aorta ascendens.

39
Q

Wat is de normale druk in de aorta ascendens en de thoracale aorta descendens bij een pasgeborene? Beantwoordt deze vraag voor de systolische en diastolische bloeddruk.

A

Systolisch ongeveer 90 mm Hg, diastolisch ongeveer 60 mm Hg.

40
Q

Bij welke linkszijdige obstructie(s) wordt bij het lichamelijk onderzoek een diastolisch geruis gehoord?

A

Longvenestenose, mitralisstenose.

41
Q

Bij welke linkszijdige obstructie(s) wordt bij het lichamelijk onderzoek een systolisch geruis gehoord?

A

Aortastenose (valvulair, subvalvulair en supravalvulair), coarctatio aortae, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie.

42
Q

Noem 4 hartafwijkingen met een L-R shunt

A
  • Atriumseptumdefect
  • Ventrikelseptumdefect
  • Open ductus Botalli
  • Atrioventriculairseptumdefect
43
Q

Wat is het basiskenmerk van een L-R shunt?

A

Hoeveelheid bloed die per tijdseenheid door longcirculatie gaat is groter
dan hoeveelheid bloed die per tijdseenheid door lichaamscirculatie gaat

44
Q

Wat is het grootste gevaarlijke probleem dat bij een L-R shunt op kan treden?

A

Eisenmenger syndroom kan optreden door pulmonale hypertensie, hier draait de shunt om

45
Q

Noem de 5 T’s van afwijkingen met een R-L shunt

A
  • Tetralogie van Fallot
  • Transpositie van de grote vaten
  • Truncus arteriosus
  • Tricuspidalis atresie
  • Totaal abnormale longvenedrainage