week 7 werkworden Flashcards
1
Q
schrijven to write
A
schreef, schreven, geschreven
2
Q
snijden to cut
A
sneed, sneden, gesneden
3
Q
stijgen to rise, to climb up
A
steeg, stegen, is gestegen
4
Q
verdwijnen to disappear, to vanish
A
verdween, verdwenen, is verdwenen
5
Q
vermijden to avoid
A
vermeed, vermeden, vermeden
6
Q
wijzen to point, to show
A
wees, wezen, gewezen
7
Q
zwijgen to be silent
A
zweeg, zwegen, gezwegen
8
Q
bedriegen to cheat
A
bedroog, bedrogen, bedrogen
9
Q
bieden to bid
A
bood, boden, geboden
10
Q
gieten to pour
A
goot, goten, gegoten