week 6, HC.3 - Nucleaire beeldvormingstechnieken en therapie Flashcards
wat zijn essentiele eigenschappen van een radiofarmacon
selctief voor een specifiek target in het lichaam
hoge affiniteit voor target
weinig opname andere weefsel
radiactief label behoud affinitiet
geschikte halveringstijd
wat zijn principes van nucleaire geneeskunde
injectie van radiofarmacon
verdling in lichaam
detectie van de uitgezonden straling vanuit de patiënt (emissie)
waar staat PET voor en hoe werkt het
positron emissie tomografie
- positorn vertrekt uit kern
- positron botst tegen weefsel
- poistron en electron annihileren (verdwijnen)
- omgezet in energie (massa=energie)
hoe werkt SPECT
gamma straling die 1 kant uitgaat en dit word opgevangen, veel platjes worden dan over elkaar heen gelegd
vaak in combinatie met CT
welke typen botmetastasen
osteolytische –> botafbraak
osteosclerotisch –> meer aanmaak van bot
wat veroorzaakt een hotspot op een botscan
niet de metastase zelf maar de metabole reactie van het bot
hoe werkt een botscan
boetzoekende radiofarmaca(calcium, bisfosfonaten)
accumuleren in actieve botopbouw
wanneer word radionuclidentherapie gebruikt bij botmetastase (en contraindicatie)
osteoblastische skelet metastasen
wisselende localisatie van botpijn
niet reagerend op pijnstilling
terugkerende pijn na externe radiotherapie
contraindicatie
weinig thrombocyten of leucocyten
nierfalen
zwangerschap
wat is FDG
fluorodeoxyglucose
radioactief suiker, kan metabool aangetoond worden op een scan
wat zijn indicaties voor FDG-pet/ct
stadiereing (opsporing van metastasen)
localisatie van onbekende primaire tumor
evaluatie van therapie
bij verdenking recidief
wat zijn de deauville criteria
of er metabole remissie is van een lymfoom (<3)
- geen opname
- opname maar minder dat het mediastinum
- opname meer dan mediastinum maar minder dan lever
- opname meer dan de lever
- duidelijk meer dan de lever