Week 2 Flashcards

1
Q

Ken je de onderdelen van de roos van Leary?

A
Bovengedrag --> Samengedrag
- Leidend
- Helpend
Samengedrag --> Ondergedrag
- Meewerkend
- Volgend
Ondergedrag --> Tegengedrag
- Teruggetrokken
- Opstandig
Tegengedrag --> Bovengedrag
- Aanvallend
- Concurrerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn, volgens de roos van Leary, de 2 basisbehoeften van mensen?

A
  1. Invloed hebben op anderen

2. Erkend worden door anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ken je de 7 stappen om goede feedback te geven?

A
  1. Benoem alleen gedrag.
  2. Alleen benoemen wat jij hebt gezien en wanneer jij het hebt gezien.
  3. Praat vanuit de “ik”. Dus “Ik heb er last van dat…”
  4. Leg uit wat het effect van het gedrag op jou is.
  5. Laat de ander reageren. Laat ze uitpraten.
  6. Geef aan welk gedrag jij in de toekomst wilt zien.
  7. Zoek samen naar oorzaken en oplossingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 5 stappen om goed feedback te ontvangen?

A
  1. Luister goed.
  2. Vraag om verduidelijking.
  3. Laat zien dat je de feedback op prijs stelt.
  4. Sta stil bij de feedback.
  5. Doe er iets mee.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vijf cultuurdimensies volgens Hofstede?

A
  1. Machtsafstand (Groot Vs klein)
  2. Individualisme Vs Collectivisme
  3. Masculiniteit Vs Femininiteit
  4. Onzekerheidsvermijding (Procedures Vs Spontaniteit)
  5. Tijdshorizon (Toekomstgericht Vs Hedenblik)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt SPA in?

A
Systematische Probleemaanpak:
1. Probleem vaststellen
2. Probleemanalyse
3. Probleem omwerken
- Probleem -> via standaardbewerkingen op te lossen?
Nee? --> Opsplitsen in deelproblemen
4. Gegevens verzamelen en analyseren
5. Uitvoeren routinebewerkingen
6. Bepalen mogelijke oplossingen
7. Evalueren mogelijke oplossingen
8. Kiezen oplossing
9. Uitvoeren oplossing
10. Controleren en evalueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Zevensprong?

A
  1. Onderzoek aangeboden tekst
  2. Definieer het probleem
  3. Probleemanalyse
  4. Structuur resultaten stap 3
  5. Formuleer leerdoelen
  6. Zoek informatie buiten de groep
  7. Rapporteert, synthetiseer, evalueer (basically 3 stappen maar goed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Weet je nog wat de 6 aspecten van een team zijn?

A
  1. Teamorganisatie
  2. Teamwaarden
  3. Teamcommunicatie
  4. Teamleiderschap
  5. Teamrollen
  6. Teamfocus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 4 aspecten van teamorganisatie?

A
  1. Vormen
  2. Middelen
  3. Structuur
  4. Methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem enkele voorbeelden van vormen die teamorganisatie kan aannemen.

A
  • sportteams;
  • managementteams;
  • werkgroepen;
  • community;
  • adviesgroep;
  • projectteams;
  • “autonome taakgroepen”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem enkele voorbeelden van middelen / “faciliteiten” die teamorganisatie kan bevatten.

A
  • Mensen;
  • Tijd;
  • Informatie;
  • Grondstoffen;
  • Machines;
  • Werkruimten;
  • Communicatiemiddelen;
  • Documenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem enkele zaken die te maken hebben met de structuur van een teamorganisatie.

A
  • Basisregels;
  • Normen en waarden;
  • Teamindeling (wie heeft welke rol(len), functies?);
  • Overlegstructuur;
  • Afspraken;
  • Besluitvormingsprocess.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem minstens 2 methodieken om in projecten samen te werken (de rest zal pas in blok 3 worden behandeld).

A
  • Agile/Scrum;
  • Watervalmethode;
  • Prince2;
  • PMP/PMI/PMBok;
  • IPMA;
  • Projectmatig werken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kan je het verschil tussen normen en waarden benoemen? (Geef voorbeelden)

Kan je daarbij ook enkele Do’s en Don’ts geven als bewijs (voor jezelf)?

A

Waarden zijn dingen die jij belangrijk vindt, zoals respect, veiligheid, verantwoordelijkheid, zelfstandigheid, etc. (Zie pp hoor week 2 voor VEEL voorbeelden).

Normen zijn handelingen die je wel of niet doet vanwege de waarden die je hanteert.

Als je de waarde eerlijkheid belangrijk vindt, is een bijbehorende norm dat je niet liegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly