Samenwerken in projecten: Ho 1 t/m Ho 5 Flashcards

1
Q

4.2 Wat zijn de vijf basisfactoren van menselijke gedragskenmerken (“The Big Five”)?

A
  1. Introvert tegenover Extravert
  2. Rustig tegenover Onrustig
  3. Behoudend tegenover Vernieuwend
  4. Wanordelijk tegenover Ordelijk
  5. Meegaand tegenover Dominant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. 3 Benoem enkele vuistregels voor het samenwerken met:
  2. De bedrijfsman
  3. De brononderzoeker
  4. De plant
A
  1. Maak duidelijke afspraken met realistische deadlines. Wees vriendelijk en correct.
  2. Zorg voor een losse planning en een open / informele sfeer. Vergaderingen met een hoog tempo en grote variëteit in onderwerpen zijn het beste. Let niet teveel op details, maar meer op gevoel.
  3. Wees flexibel in gesprekken. De plant kan een lange omweg nodig hebben om een punt te maken. Ook zijn ze gevoelig voor dominante mensen. Ten slotte hebben ze waardering en erkenning nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. 3 Benoem enkele vuistregels voor het samenwerken met:
  2. De monitor
  3. De vormer
  4. De voorzitter
A
  1. Wees inhoudelijk goed voorbereid en kom met goede argumenten. Maak je eigen twijfels bespreekbaar en dring geen oordelen op.
  2. De vormer heeft het liefst een échte leider of geen leider. Wees duidelijk met je doel en vermijd vaagheden. Geef hem ook erkenning door te laten zien dat je hem serieus neemt, anders wordt hij opstandig.
  3. De voorzitter is goed in het gebruiken van andermans talenten en het coördineren hiervan. Zorg ervoor dat je je tot de hoofdlijnen houdt bij hem. Let ook goed op wanneer je jouw inbreng levert, want eenmaal besloten komt de voorzitter liever niet meer terug op een keuze.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. 3 Benoem enkele vuistregels voor het samenwerken met:
  2. De specialist
  3. De zorgdrager
  4. De groepswerker
A
  1. De specialist moet je niet ongevraagd adviezen geven. Ook is het belangrijk om korte, regelmatige gesprekken te hebben waarbij je duidelijk maakt wat je wilt. Wees niet te persoonlijk en vraag niet te veel. De specialist waardeert het vertrouwen in zijn vaardigheid.
  2. Bij de zorgdrager moet je eraan werken om hun vertrouwen te winnen. Let op de details en neem hun gevoelens serieus.
  3. De groepswerker heeft het nodig dat je contact met ze maakt en duidelijk maakt dat ze je deelgenoot zijn. Vraag naar hun gevoel bij keuzes en forceer ze niet om een partij te kiezen wanneer er druk bij staat. Wees vriendelijk in het geven van argumenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. 3 Benoem enkele vuistregels voor het samenwerken met:
  2. De specialist
  3. De zorgdrager
  4. De groepswerker
A
  1. De specialist moet je niet ongevraagd adviezen geven. Ook is het belangrijk om korte, regelmatige gesprekken te hebben waarbij je duidelijk maakt wat je wilt. Wees niet te persoonlijk en vraag niet te veel. De specialist waardeert het vertrouwen in zijn vaardigheid.
  2. Bij de zorgdrager moet je eraan werken om hun vertrouwen te winnen. Let op de details en neem hun gevoelens serieus.
  3. De groepswerker heeft het nodig dat je contact met ze maakt en duidelijk maakt dat ze je deelgenoot zijn. Vraag naar hun gevoel bij keuzes en forceer ze niet om een partij te kiezen wanneer er druk bij staat. Wees vriendelijk in het geven van argumenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4.4 Wanneer is er sprake van teamrolarrogantie?

A

Wanneer iemand zijn zienswijze en zijnswijze zo logisch en vanzelfsprekend vindt, dat zij andere manieren van zien en zijn en de bijbehorende afwijkingen niet meer kunnen waarderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4.4 Wat houdt teamrolresonantie in?

A

= Wanneer mensen met gelijke karakterrollen en bijpassende waardenoriëntaties goed met elkaar ‘levelen’ en elkaar gemakkelijk kunnen verstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4.4 Wat is het nadeel van teamrolresonantie?

A

Er ontstaat een eenzijdige beleving, waarbij mensen die niet volledig meegaan in deze beleving als hinderlijke buitenstaanders zullen worden gezien.

Dit is vooral iets wat je bij jonge kinderen ziet (ook bij elke andere leeftijdsgroep) die groepjes hebben gevormd in een klas, als je daarbij willekeurige leerlingen zou toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

5.1 Wat houdt de term ‘roloffers’ in?

A

= Het vervullen van rollen die ver van je af staan.

  • Kosten veel kracht en energie
  • Kan op korte termijn een team helpen, maar leidt op lange termijn tot burn-out
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5.1 Zou je alle teamrollen kunnen vervullen als je het zou willen?

A

Volgens het boekie niet, i.v.m. dat aanleg- en omgevingsfactoren vrij sterk zijn. Zo kan je burn-out krijgen vanwege roloffers, omdat het te veel energie kost om iemand te zijn die je niet bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5.2 Wat hebben het model van Belbin, Appreciative Inquiry en Positive Psychology met elkaar gemeen?

A

Ze richten zich allemaal op het benutten van de sterke kanten van de mens, i.p.v. de zwakke(re) punten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5.2 Wat houden Positive Psychology en Appreciative Inquiry in?

A

Positive Psychology vindt dat reguliere psychologie te veel aandacht besteedt aan de klachten en zwakkere punten van de mens. Positive Psychology richt zich meer op de sterke punten en successen.

Appreciative Inquiry is een moderne stroming in de organisatiekunden die niet problemen gebruikt om te leren, maar juist eerdere successen analyseert en de sterke punten versterkt om meer succes op te doen. Versterk wat al werkt, want je kan iets niet versterken als het kapot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5.3 Bestudeer de talenten en opletpunten van de teamrollen.

A

Ok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1.1 tot en met 1.3 is te samenvatten tot 1 hoofdgedachte.

A

Belbin Meredith en zijn vriendjes hebben onderzoek gedaan naar hoe een succesvol team ontstaat. Hieruit is gebleken dat het niet aan één (soort) persoon ligt, maar aan de evenwichtige combinatie van verschillende (soorten) personen: de Belbinrollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de 9 Belbinrollen.

A
  • BedrijfsMan;
  • BronOnderzoeker;
  • PLant;
  • MOnitor;
  • VorMer;
  • VoorZitter;
  • ZorgDrager;
  • GroepsWerker;
  • SPecialist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1.5 Wat zijn de 3 principes die aan Belbins samenwerkingsmodel (Teamrol Management) liggen?

A
  1. Naast de functionele rollen bestaan er de teamrollen.
  2. Er zijn bepaalde voorwaarden voor succes.
  3. Elk mens heeft 2 of 3 teamrollen die goed bij hem passen.
16
Q

1.5 Wat zijn de verschillende soorten teamrollen die onderscheiden kunnen worden?

A
  • Inhoudelijke / beroepsmatige rol;
  • Organisatorische rol / positie;
  • Teamrol / persoonlijkheidstype.
17
Q

1.5 Wat zijn de 2 voorwaarden voor het succes van een team?

A
  1. Een optimaal evenwicht tussen de verschillende teamrollen.
  2. Een goede ‘match’ tussen persoon en functie.
18
Q
  1. 5 Leg de volgende termen uit:
    - Primaire rollen;
    - Secundaire rollen;
    - Complementaire rollen;
    - Coping mechanisms.
A
  • Primaire rollen zijn de teamrollen die het beste bij een persoon passen. Meestal zijn dit 2 of 3 natuurlijke rollen waarin een persoon zich fijn voelt.
  • Daarnaast heeft elke persoon 2 of 3 secundaire rollen. Dit zijn rollen waarin je je zou kunnen doorontwikkelen als het zou moeten.
  • Complementaire rollen zijn rollen die elkaar aanvullen/ondersteunen/versterken. Zij kunnen elkaar natuurlijk ook tegenzitten.
  • Coping mechanisms in de psychologie zijn manieren waarmee je, bewust of onbewust, met stress omgaat in een poging om de stress te verlagen. Dit is (zover ik begrijp) wat autistische mensen vaak hebben in de vorm van tikken (letterlijk en figuurlijk). Bij teamrollen betekent het in theorie hetzelfde; het gaat om de manier waarop jij (vanwege je teamrol, want Belbin) met de wereld om je heen omgaat.
19
Q

2.1 Welke factoren bepalen welke teamrol(len) bij een persoon horen?

A
  • Persoonlijkheid;
  • (Emotionele/mentale) intelligentie;
  • Overtuigingen, normen en waarden;
  • Sociale context;
  • Ervaring;
  • Zelfinzicht.
20
Q

2.3 In welke 3 groepen kan je de teamrollen verdelen op uiterlijk?

A
  1. Actiegerichte rollen
    - Bedrijfsman; (V)
    - Zorgdrager; (X)
    - Vormer. (X)
  2. Relatiegerichte rollen
    - Groepswerker; (V)
    - Brononderzoeker; (X)
    - Voorzitter. (X)
  3. Inhoudsgerichte rollen
    - Specialist; (V)
    - Monitor; (V)
    - Plant. (X)
21
Q

2.3 Hoe kan je de teamrollen ook indelen?

A

Op basis van hoe zij reageren op de wereld en of zij actief of reactief omgaan met de wereld.

22
Q

3.1 Wat is een team?

A

= Een groep met een gemeenschappelijk doel dat door de teamleden alleen bereikt kan worden door een nauwe samenwerking waardoor er een grote onderlinge afhankelijkheid en betrokkenheid bestaat.

23
Q

3.1 Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een groep en een team?

A
  1. Omvang;
  2. Werving + Selectie;
  3. Rol van de leider;
  4. Corrigerende acties.
24
Q

3.2 Wat zijn de 7 succesvoorwaarden van een team?

A
  1. Houd het klein (4-7 personen).
  2. Zorg voor diversiteit.
  3. Goede rolverdeling.
  4. Flexibele teamsamenstelling.
  5. Heldere doelstelling.
  6. Omgaan met conflicten.
  7. Reflecteren.
25
Q

3.3 Benoem de vier fasen van een team en welke rollen het belangrijkste zijn per fase.

A
  1. De startfase.
    - Vormer en brononderzoeker, maar ook de plant en bedrijfsman.
  2. De strijdfase
    - Voorzitter en monitor, maar ook de groepswerker, bedrijfsman en specialist.
  3. De samenfase
    - Voorzitter en brononderzoeker, maar ook de plant en zorgdrager.
  4. De slotfase
    - Groepswerker en monitor, maar ook bedrijfsman en zorgdrager.