Week 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 9 Belbin teamrollen? (Je hoeft deze niet uit je hoofd te kennen, maar je snapt de Belbinrollen waarschijnlijk als je ze wel kan opnoemen.)

A
  1. Bedrijfsman
  2. Brononderzoeker
  3. Plant
  4. Monitor
  5. Vormer
  6. Voorzitter
  7. Zorgdrager
  8. Groepswerker
  9. Specialist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie principes van Belbins samenwerkingsmodel genaamd “Teamrol Management”?

A
  1. Naast de functionele rollen bestaan er de teamrollen.
  2. Er zijn bepaalde voorwaarden voor succes.
  3. Elk mens heeft twee of drie teamrollen die goed bij hem passen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de drie verschillende soorten rollen bij het samenwerken in een team.

A
  1. Inhoudelijke of beroepsmatige rol
    = Kennis/kunde; ICT’er, bioloog, marketeer, etc.
  2. Organisatorische rol of positie
    = de plaats die je neemt in de structuur van je organisatie. Verwijst naar jouw verantwoordelijkheden.
  3. De teamrol of het persoonlijksheidstype
    = de specifieke manier waarop je jouw karaktereigenschappen inbrengt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de voorwaarden voor een succesvolle samenwerking in een team.

A
  1. Een optimaal evenwicht tussen de verschillende teamrollen.
  2. Een goede match tussen persoon en functie. Heeft iedereen taken en verantwoordelijkheden waar zij zich prettig bij voelen? Passen deze bij de primaire teamrol?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem het verschil tussen de primaire en secundaire rollen.

A

Primaire rollen zijn rollen waarin je je thuisvoelt. Ook wel “natuurlijke” rollen.
Secundaire rollen zijn rollen waarin je je tot zekere hoogte kunt doorontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Interplace? (Vrijwel zeker dat dit onnodig is, maar toch)

A

Interplace is het beste!
Het is een 360 graden feedback-systeem, wat betekent dat de uitkomsten gebaseerd zijn op jouw resultaten én die van jouw omgeving, zoals vrienden en collega’s!!!
Het maakt vergelijkingen tussen iemands zelfbeeld en het beeld dat anderen van ze hebben!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ken je het woord “Complementair”? (Komt vaak voor in het boek.)

A

Complementair houdt in dat zaken elkaar aanvullen of versterken. Ze complimenteren elkaar in zekere zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem de 500 factoren die bepalen welke teamrollen bij iemand passen.

A
  1. Persoonlijkheid = geheel aan eigenschappen
  2. Intelligentie = mentale vermogens
  3. Overtuigingen, normen en waarden
  4. Sociale context => in de ene groep is iemand de meest sociale, in de ander de stilste
  5. Ervaring
  6. Zelfinzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Bedrijfsman.

A
  • Praktisch
  • Organisator die zorgt dat besluiten worden omgezet in concrete werkzaamheden
  • Weinig flexibel
  • Gestructureerd, duidelijke afspraken
  • (Te) snel aan de slag willen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Brononderzoeker.

A
  • Extravert
  • Nieuwsgierig: op zoek naar nieuwe informatie en interessante contactpersonen
  • Creatief: attente samenvoeger
  • Verkennen en inbrengen van ideeën
  • Overoptimistisch
  • Snel afgeleid; niet veel aandacht voor detail
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Plant.

A
  • De verzinner
  • Creatieve denker: fantaseren
  • Introvert
  • Verstrooid / afwezig => creatieve inbreng sluit niet meer aan bij de behoeften van het team
  • Afgeremd / beledigd voelen in extravert / kritisch team
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Monitor.

A
  • De bedachtzame nadenker en doordenker
  • Waarom: onderzoeken en begrijpen
  • Observeren: beschouwen, bekijken, verklaren
  • Laat graag uitleggen en legt graag uit
  • Afwegingen => “langzaam”
  • Kritisch => eerder het negatieve dan het positief => “langzaam”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Vormer.

A
  • Gedreven, wilskrachtige persoon
  • Vlot, impulsief en ongeduldig
  • Daagt uit en voelt zich snel uitgedaagd
  • Assertief
  • Arrogant
  • Geeft richting en zorgt voor actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Voorzitter.

A
  • Organiseert de samenwerking
  • Natuurlijke coördinator
  • Leiden zonder dominant te zijn
  • Besluitvorming: ieder aan het woord, maar ook manipuleren tot consensus
  • Kan soms te gemakkelijke zijn eigen werk delegeren
  • Kan té erg vasthouden aan een gegeven structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Zorgdrager.

A
  • Waakzaam
  • Hekel aan gevaar
  • Heel erg veel details => perfectionist
  • Onnodige details en tijd besteden aan kleine zaken
  • Overbezorgd en overbeschermend
  • Intolerant jegens avontuurlijke personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Groepswerker.

A
  • Meest gevoelige en behulpzame teamlid
  • Sfeer en groepsmoreel
  • Confrontaties vermijden
  • Samenspannen met groepslid (soms underdog)
17
Q

Benoem enkele karakteristieken van de Specialist.

A
  • Toegewijde vaksman met gespecialiseerde kennis
  • Alleen eigen vakgebied
  • Bemoeit zich met weinig tot niks buiten zijn eigen speciale kennis.
18
Q

Hoe kan je de teamrollen verdelen op uiterlijk gedrag?

A

Actiegerichte rollen: Bedrijfsman, Zorgdrager en vormer
Relatiegerichte rollen: Voorzitter, Groepswerker, Brononderzoeker
Inhoudsgerichte rollen: Plant, Monitor en specialist

19
Q

Hoe kan je de teamrollen verdelen op basis van hoe zij zijn? (Actief/Passief, en hoe laten zij anderen iets weten?)

A

Actief: Passief:
Bedrijfsman — doen — Brononderzoeker
Plant — denken — Monitor
Vormer — willen — Voorzitter
Zorgdrager — voelen — Groepswerker
Specialist (hoort nergens echt bij)

(Pagina 41 tot en met 43 legt precieze verschillen tussen de rollen uit)

20
Q

Wat is een team?

A

= Een groep personen met een gemeenschappelijk doel, dat alleen bereikt kan worden door nauw samen te werken waardoor er een grote onderlinge afhankelijkheid en betrokkenheid bestaat.

21
Q

Benoem de verschillen tussen een groep en een team.

A
  1. Omvang
    = Des te meer mensen er in een groep zijn, des te minder verantwoordelijkheidsgevoel ieder heeft. In een team is dat niet zo.
  2. Werving + Selectie
    = Bij een team gaat het om een goede mix van persoonlijkheden, bij een groep gaat het om toevallige beschikbaarheid en vrijwilligheid.
  3. Rol van de leider
    = Bij een groep is er een vaste leider. In een team wisselt de rol van leider meestal en het wordt als een gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien.
  4. Corrigerende acties
    = In een groep krijgen corrigerende acties altijd traag vorm.
22
Q

Wat zijn de 7 factoren van een succesvol team?

A
  1. Houd het klein (4-7 personen)
  2. Zorg voor diversiteit (aanvullen én weerstand)
    - Zorgt voor heldere doelstelling
    - Vergroot de weerbaarheid in het omgaan met tegenslagen
  3. Duidelijke rollenverdeling
  4. Flexibele teamsamenstelling
  5. Heldere doelstelling
  6. Omgaan met conflicten
  7. Reflecteren
23
Q

Uit welke fasen doorloopt een team?

A
  1. Startfase
  2. Strijdfase
  3. Samenfase
  4. Slotfase
24
Q

Wat zijn de belangrijkste rollen per fase?

A
  1. Startfase:
    - Vormer, Brononderzoeker
    - Plant, Bedrijfsman
  2. Strijdfase:
    - Voorzitter, Monitor
    - Groepswerker, Bedrijfsman, Specialist
  3. Samenfase:
    - Voorzitter, Brononderzoeker
    - Plant, Zorgdrager
  4. Slotfase:
    - Groepswerker, Monitor
    - Bedrijfsman, Zorgdrager
25
Q

Wat gebeurt er in de 4 fasen van een team?

A
  1. Startfase
    - Zoeken naar richting
    - Instructies van leider/docent/opdrachtgever
    - Doelstelling nog onduidelijk
  2. Strijdfase
    - Wie bepaalt wat?
    - Conflicten
  3. Samenfase
    - Gedragscode ontstaan
    - Groep kent elkaar en behaalt successen
  4. Slotfase
    - Het doel is bereikt of het project is opgeheven
    - Reflectie en vooruitkijken
26
Q

Weet je wat ad hoc is?

Weet je wat het te maken heeft met teams?

A

Ad hoc betekent iets in de trend van: voor deze situatie of voor dit probleem.
Een team is vaak ad hoc, omdat het is samengesteld voor één probleem of één project.

“teams worden ad hoc en tijdelijk gevormd, mensen functioneren in meerdere teams tegelijkertijd…” (Groen, R. en Feijen, E., 2021)

27
Q

Wat is een teamrol?

A

= De kenmerkende manier waarop
iemand zich gedraagt, zijn bijdrage levert en met
anderen omgaat.

28
Q

Wat zijn 6 belangrijke zaken voor een succesvol team?

A

Team-

  1. rollen
  2. organisatie
  3. leiderschap
  4. focus
  5. waarden
  6. communicatie