week 1 vo's Flashcards

1
Q

endometrium lagen

A

functionele laag: reageert op hormonale verandering en wordt afgestoten tijdens menstruatie

basale laag: voorziet de functionele laag van voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ovariële cyclus (ovarium)

A

folliculaire fase
luteale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uteriene cyclus (endometrium)

A

menses - proliferatieve fase - secretoire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pre ovulatoire periode

A

hypothalamus geeft GnRH af, gaat via portale systeem in hypofysesteel naar hypofyse toe (niet meetbaar in perifere bloed).

dit prikkelt het nabijgelegen hypofysevoorkwab om FSH en LH af te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

GnRH voor en na puberty

A

voor puberty continu afgegeven
vanaf puberty pulsatiel afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

follikels en functies van hun cellen

A

bestaan uit een primaire oöcyt
omgeven door lagen van thecacellen en granulosacellen.

thecacellen ontwikkelen tijdens eerste 10 dagen receptoren voor LH en gevel als gevolg androsteendion af
granulosacellen binden FSH en produceren aromatase: dit zet androsteendion om in oestrogeen.

in luteale fase: thecacellen en granulosacellen zetten als respons op lage LH-levels ook cholesterol om in progesteron. en granulosacellen produceren ook inhibine A (remt FSH-aanmaak)

tijdens dag 10-14 granulosacellen ontwikkelen ook LH-receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke follikel blijft groeien

A

degene met de meeste FSH receptoren omdat oestrogeen een negatief feedback signaal geeft waardoor er minder FSH wordt geproduceerd door de hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat als oestrogeenniveau drempelwaarde in het bloed bereikt

A

dan raakt de hypofyse juist gevoeliger voor GnRH-pulsen, waardoor positieve feedback. hierdoor neemt GnRH dus toe qua pulsfrequentie en amplitude –> LH-piek.

snelle pulsfrequentie van GnRH zorgt voor LH-afgifte, langzame pulsfrequentie voor FSH-afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

proliferatieve fase (endometrium)

A

hoge oestrogeenspiegels zorgen voor een verdikking van het endometrium en voor verandering in de consistentie van de cervicale mucuslaag (meer geschikt voor spermacellen).

oestrogeenpiek vergroot de kans op bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

post-ovulatoire fase

A

eicel valt na eisprong in cavum douglasi, hierna wordt het opgepakt door eileider.

corpus luteum (omhulsel eicel aka gele lichaam) blifjt achter in ovarium, hier zitten nog thecacellen en granulosacellen omheen. deze cellen zetten als respons op lage LH-levels ook cholesterol om in progesteron.

granulosacellen produceren ook inhibine A (remt FSH-aanmaak)
= luteale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

secretoire fase van de uterus

A

progesteron zorgt ervoor dat slijmvlies in de baarmoeder verandert en zo geschikter wordt voor innesteling eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

degeneratie corpus luteum

A

corpus luteum wordt in stand gehouden door LH maar produceert zelf progesteron, –> negatieve feedback op productie LH.

hierdoor degenereert corpus luteum na 1 a 2 weken
tot een niet-functionele corpus albicans
hierdoor dalen oestrogeen en progesteron niveuas weer en vindt de menstruatie plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypothalamus

A

hypothalamus: temperatuur regulatie, klokfunctie, op peil houden bloeddruk, doorgeefluik voor alle impulsen in het lijf. veel imput vanuit brein, in stressstituaties gaat hypothalamus minder functioneren.

afgifte en regulatie gaat via zenuwen, sneller dan bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

FSH en LH kenmerken

A

FSH
komt met lage pulfrequentie in de circulatie
lage halfwaardetijd, goed meetbaar
grijpt aan op granulosacellen

LH
komt met hoge pulsfrequentie in circulatie
korte halfwaardetijd, geen handig diagnosticum
grijpt aan op thecacellen

beide zijn te groot om door celmembraan heen de cel in te transporteren. FSH en LH binden aan hun G-eiwit gekoppelde transmembraan receptoren in ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oestrogenen

A

sekssteroïden
zorgen voor secundaire geslachtskenmerken: borstgroei, pubisbeharing. teogangkelijker maken van de baarmoedermond om sperma gemakkelijker naar binnen te laten. (meer (heldere) afscheiding rondom ovulatie)
zorgt er dus voor dat baarmoedermond weker, meer slijmerig wordt, gaat openstaan en naar voren draait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

progesteron

A

zorgt ervoor dat slijm van baarmoedermond dikker wordt en dat hij weer dichtgaat.
zorgt ook voor ‘negatieve effecten’ van menses: slecht humeur en pijn in de borsten

17
Q

inhibine

A

gemaakt door granulosacellen, oiv FSH

zorgt voor negatieve terugkoppeling op FSH via hypofyse (niet op LH)

B: werkt voor de eisprong
A: werkt na de eisprong tijdens het bestaan van corpus luteum

18
Q

HCG

A

bij bevruchting van de eicel wordt hormoon HCG geproduceerd door de bevruchte eicel.

HCG lijkt op LH dus kan binden met LH-receptoren. hierdoor blijft corpus luteum gestimuleerd om progesteron te maken.

na de eerste maanden gaat placenta hormonen produceren en is functie van HCG niet meer nodig

19
Q

Tanner criteria

A

P1 = geen pubisbeharing
P5 = volledige pubisbeharing

M1 = geen mammavorming
M5 = volledige mammavorming

20
Q

waardoor onstaat doorbraakbloeding

A

doordat debaarmoederwand wel een klein beetje is opgebouwd en vroegtijdig wordt afgebroken, dit is geen echte menstruatie.

21
Q

anatomie

A

VO.2 en VO.3 week 1

22
Q

innervatie vrouwelijke genitalien

A

plexus lumbosacralis, gevormd door rami ventrales van lumbale en sacrale spinal zenuwen.
aftakkingen: n. obturatorius: i. motorische adductie van bovenbeen
n. pudendus: sensibele innervatie van de externe genitaliën en de huis rondom de anus en het perineum. verder motorische innervatie van verschillende bekkenbodemspieren en de externe anale sfincter.

23
Q

cellen testis

24
Q

functie sertoli cellen

A

in epitheel van zaadbuisjes, grote epitheelcellen.
bloed-testis barrière door lango cytoplasma uitlopers door occluding junctions.

uitlopers zorgen ook voro geen toxische stoffen bij de cellen van spermatogenese kunnen komen (omdat het een immune privileged site is)

produceren ook ABP, estradiol, inhibine, en tijdens embryogenese MIH. (MIH zorgt dat buizen van müller degenereren bij de man)

zorgt ook voor fagocytose van cytoplasmatische restanten en celresten van spermatogenese.

25
Q

Welke twee oorzakelijke groepen van azoospermie
worden onderscheiden bij ongewenste kinderloosheid bij
de man ?

A

obstructief
cellen worden goedgevormd maar buissysteem is niet goed doorgankelijk. bijv. door aanlegstoornis of ontsteking (chlamydia).

niet obstructief
buissysteem is wel goed doorgankelijk, probleem bij spermatogenese. oorzaak genetisch (kinefelter syndroom XXXY), chemotherapie etc.

26
Q

TESE testiculaire sperma extractie

A

beetje testiculair weefsel weggehaald om te kijken of er spermatozoa zijn, op dit moment leven en bewegen. kunnen dan ingevroren worden voor laterz.

biopt gaat ook naar pathologielab, om te kijken naar ontsteking of voorstadia van kanker. en kijken of er spermatogenese is.

27
Q

tunica albuginea

A

dichte laag bindweefsel aan de buitenkant van de testis (corpora cavernosa)

zorgt ervoor dat corpora niet ver kunnen uitzetten.