Week 1. HC.4 ionkanalen en hartpotentialen Flashcards
Welke karakteristieke onderdelen, horen bij de ECG
P-top = depolarisatie atria
tussen P en Q = prikkeloverdracht van atria op ventrikels via AV
QRS complex = depolarisatie septum en ventrikels
R-top = Depolarisatie ventricualire hartspiercel
T-top = repolarisatie ventrikels, repolarisatie ventirculaire hartspiercellen
welke cellen hebben allemaal automatische depolarisatie
de pacemakercellen in de SA- en AV-knoop en de purkinjevezels
verschil actiepotentiaalduur en refractaire periode spiercel en hartspiercel
duur actiepotentiaal skelet is heel kort
harspier –> enkele milliseconden + refractaire periode van enkele milliseconden
actiepotentiaal in hartspiercellen
- membraanpotentiaal boven de drempel
- natirumkanalen open
- calciumkanalen open –> langere tijd gedoplariseerd
- kalium zorgt voor membraanpotentiaal weer dalen
opbouw kanaaleiwitten
24 transmembraan helices, deze alfa-helices vormen vier setjes van zes helices met middenin een voltage-senosr; de S4-helix deze is + en gaat naar de _ intracellulaire zijde en tijdens depolarisatie rihcitng extracellulaire zijde
invloed natirum/calcium-exhanger
laat in het begin van de ventriuclaire hartspiercel actiepoentiaal de potentiaal oplopen, bij het begin van de actiepotentiaal is de natriumstroom naar buiten gericht en de ca-stroom naar binnen dit is in repolaristaie andersom
in de pacemakercellen is er sprake van oplopende membraanpotnetiaal door
de automaitshce activatie van actiepotentialen wordt veroorzaakt door de funny current (Na-kanalen) en T-type Ca-cellen
invloed parasympaticus
remming van de If en Ica en stimulatie van de Ik
invloed sympaticus
simulatie If en Ica en remming Ik