Weber Flashcards
Welk paradigma en welke hoofdvraag binnen de sociologie hoort er bij Weber?
Rationele keus paradigma: micro, ruiltheorie, kosten en baten
Symbolisch interactionisme: micro, samenleving is het resultaat van interacties tussen individuen.
Hoe werkt het proces van rationalisering (modernisering) van de wereld?
Hoe dacht Weber over sociale veranderingen?
Sociale veranderingen door proces van rationalisering (manier van denken). De groei van bureaucratieën bracht voordelen, maar ook een verminderde hoop op verandering.
Moderniteit
traditioneel wereldbeeld wordt vervangen voor een rationele denkwijze, focus op het Westen; wat was kenmerkend voor de Westerse samenleving en waarom heeft het zich zo ontwikkeld.
Ideaaltype = iets wat je NIET wilt bereiken, aangedikte variant van de werkelijkheid die onderzoekers gebruiken.
Rationele keus paradigma
Onttovering of Disenchantment –> de wereld wordt efficiënter EN rationeler, hoe?
- religie wijst magie af
- wetenschap wijst goddelijke krachten af
- moderne technologie verbreekt tradities
- verwereldlijking van maatschappelijk leven
Secularisering: godsdienst minder centraal, minder kerkgang
Sociale interactie / status
Statusset = alle statusposities die we innemen; student, zoon, moeder
Hoe verkrijg je status?
- Toegeschreven status = vanaf geboorte (Nederlands of adolescent)
- Verworven status = vrijwillig aangenomen (geslaagd of dief)
- Masterstatus = speciale betekenis met een bepalende rol
Groepen en organisaties (&leiderschap)
Sociale groep = meer dan 2 mensen die zich met elkaar identificeren en omgaan, behouden eigen individualiteit maar denken in termen van ‘wij’.
Primaire groep = kleine sociale groep, duurzame en persoonlijke relaties onderhouden.
Secundaire groep = grote onpersoonlijke groep, streven specifiek doel na
George simmel: verschil dyad en triad groepen
Dyad = 2 personen = intense interactie, maar instabiel
Triad = 3 personen = stabieler, maar minder intens
Twee vormen van leiderschap:
- Instrumenteel leiderschap = voltooien opdrachten (planning, gezag)
- Expressief leiderschap = welzijn van de groep (persoonlijk)
Drie leiderschapsstijlen:
- Autoritair = behalen groepsdoelen
- Democratisch = iedereen betrekken bij besluitvorming (vaak crisis)
- Laisser-faire = zelfstandig (mensen meer hun ding doen binnen de groep, ook focus op uiteindelijk behalen doel).
Peter Blau
Impact sociale diversiteit op interacties
1. grote groepen keren zich naar binnen toe –> ingroup/onderlinge relaties
2. heterogene groepen keren zich naar buiten –> contact met buitenstaanders
3. fysieke grenzen creëren sociale grenzen
Ingroup = respect
Outgroup = competitie
Traditie
Weber: waarden die van generatie op generatie worden doorgegeven, maar staat verandering in de weg –> moderne wereldvisie wordt juist gekenmerkt door rationaliteit en niet zo zeer door tradities. Opkomst van organisaties is gebaseerd op rationalisering.
Bureaucratie
= organisatiemodel opgebouwd door efficiënte taakvoering (rationalisering)
Volgens Weber heeft een ideale bureaucratie organisatie:
1. Specialisatie
2. Hiërarchische organisatie –> verticale organisatie
3. Regels en reglementen –> sturen
4. Technische competentie
5. Onpersoonlijkheid –> zelfde behandelingswijze, via protocol
6. Formele, schriftelijke organisatie –> geen direct contact, regels
Negatieve gevolgen bureaucratie:
- Anomie/ zingevingsproblematiek/ vervreemding komt ook voor bij een bureaucratie.
–> Wetenschap zegt niks over waarom we leven, waarom we dingen doen (anomie) –> geloof, religie, voor elkaar.
Gelijke behandeling in een bureaucratie, dus nummer i.p.v. mens.
Economie, verzorgingsstaat en politiek
Economie produceert, distribueert en consumeert goederen en diensten binnen de samenleving. Jagers verzamelaars –> landbouw –> industriële revolutie
5 economische veranderingen:
- nieuwe energiebronnen (stoommachine)
- centraliseren arbeid in fabrieken (scheiding werk en thuis)
- fabricage en massaproductie mogelijk
- specialisatie
- loonarbeid
veranderingen post-industriële economie:
- product naar idee (schrijvers, architecten)
- mechanische naar communicatieve vaardigheid (niet meer alleen bedienen machine)
- fabrieken naar overal (influencers)
Economische stelsels:
Kapitalisme = rijkdommen en middelen die nodig zijn om goederen en diensten te produceren komen in de handen van particulieren (privébezit/ persoonlijk winststreven/ concurrentie en consumentengedrag = vrije markt principe).
Socialisme = collectief bezit ipv particulier:
- collectief bezit
- nastreven collectieve doelen
- overheidscontrole van de economie
Nederland is een kapitalistisch land maar ook verzorgingsstelsel
Politieke systemen:
- Monarchie : 1 familie aan de macht, intergenerationeel
- Democratie : macht bij het volk
- Autoritarisme : kleine groep, bevolking heeft geen invloed
- Totalitarisme: gecentraliseerd bepaalt het dagelijks bestaan van de bevolking zelfs
Sociale verandering
Gebeurt onophoudelijk! alleen het tempo er van verschilt:
- soms bewust, soms niet
- controversieel (motorvoertuigen en ongelukken)
- sommige maken meer impact (computer)
Oorzaak sociale veranderingen:
- Cultuur/conflict/ideeën/demografische veranderingen en sociale bewegingen
- Weber: conflicten zorgen voor veranderingen, maar ideeën van mensen nog meer! (conflict paradigma vs. rationele keus paradigma)H
Hoe ontstaan sociale bewegingen?
- Deviatietheorie = achtergesteld –> verenigen
- Massamaatschappij theorie = sociaal geïsoleerde mensen krijgen zo een doel
- Middelen-mobilisatietheorie = succesvol als ze over middelen beschikken
- Cultuurtheorie = dezelfde symbolen en visie
- Theorie van nieuwe sociale bewegingen = past zich aan –> milieucrisis
- Politiek-economische theorie = ontstaan door kapitalisme, economisch aspect
Samenvatting Weber
- Praat veel over sociale interactie (status ,rol)
- Verschillende soorten groepen en organisaties (bureaucratie)
- Economie, verschillende stelsel en machtsverdelingen
- Sociale veranderingen (oorzaken en bijbehorende theorie)
Religie
Weber: religieuze ideeën zijn veranderingen die leidden tot industrialisering