WC 2.1 Flashcards

Bodemkunde en formaties

1
Q

Soorten afzettingen:

A

MEGAFOL
marien
eolisch
glaciaal
antropogeen
fluviatiel
organogeen
lacustien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tijden en IJstijden

A

Saalien (koud)
Eemien (warm)
Weichselien (koud)
Holoceen (warm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glaciale landvormen

A

Onstaan onder de directe invloed van het ijd
Saalien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Periglaciale landvormen

A

gevormd in een ijstijd
Niet onder invloed van het landijs
Saalien en Weichselien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marien

A

Zee
Holoceen
Formatie van Naaldwijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eolisch

A

Wind
Pleistoceen
Formatie van Boxtel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Glaciaal

A

Ijs
Pleistoceen
Formatie van Drente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antropogeen

A

Mens
Holoceen
heeft geen formatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fluviatiel

A

Rivieren
Formatie van Echteld (Rijn) (Holoceen)
Formatie van Beegden (Maas) (Holoceen en Pleistoceen)
Formatie van Kreftenheye (Rijn) (Pleistoceen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Organogeen

A

Plantaardig en dierlijk materiaal
Holoceen
Formatie van Nieuwkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lacustrien

A

Meren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

O horizont

A

Bovenop “strooisellaag” bladafval
Wordt omgewerkt door de besstjes en wordt verwerkt/omgezet tot de A horizont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

A horizont

A

Hummuslaag aagerijkt met natuurlijkestof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

E horizont

A

Uitspoelingslaag er zitten geen organischestoffen meer in.
Het is er uitgespoeld door de regen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

B horizont

A

Inspoelingslaag
alles wat uit de E horizont is weggespoeld is komt bij de B horizont.
(humus, ijzer, aluminium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

C horizont

A

Moedermateriaal
hier heeft geen bodemvorming plaatsgevonden
Dekzand, zand, rivierklei

17
Q

Bodemsoorten:

A

Podzol = organische stof
Brik = in en uitspoeling van kleideeltjes
eerd = humusrijk
veen = veen
vaag = hij past bij geen andere

18
Q

Horizonten

19
Q

Podzolgrond waar?

A

Zandgrond
Hoofdzakelijk noordelijk, centraal en zuidelijk zandgebied.
Dekzandruggen

20
Q

Brikgrond waar?

A

Löss
Zuid Limburg en bij de stuwwal bij Nijmegen

21
Q

Eerdgrond

A

Vaak op zandgrond (niet altijd)
Bijvoorbeeld poststalsysteem
Noordelijk, centaal en zuidelijk zandgebied.
Ook bij de kust = anders (zoals veraard veen + opbrengen stadsafval)

22
Q

Veengrond waar?

A

Veen
Veenweide gebied van Noord- en Zuid Holland
Wieden-Weerribben in Overijssel
Kleinere veengebeiden in Drenthe, Overijsel en Brabant

23
Q

Vaaggrond waar?

A

Zandgrond of klei (jonge afzettingen)
Rivierengebied
Kustgebieden (zeeklei en duinen)
Flevopolders

24
Q

Landschappen overzicht:

A

Een PLEK in het land
Geologie:
sediment
gekomen
periode

Gemomorfolofie:
Landvormen

Bodemkunde:
waar bodems zijn ontwikkeld

Ecologie:
flora en fauna

Waarin de mens woont en waarvan zij gebruikt maakt.
Het geheel vormt een landschap.