WC 1.1 Flashcards
Pleistocene landschappen
Transport-mechanismen
Verplaasting sediment
MEGAFOL
Marien:
Naaldwijk
Eolisch:
Boxtel
Glaciaal / periglaciaal:
Drenthe
Antropogeen:
Maasvlakte van Rotterdam
Fluviatiel:
Echteld
Organogeen:
Woudenberg, veen
Lucastrien:
Tijd en IJstijd
Pleistoceen – Holoceen
Pleistoceen –
Saalien:
Glaciale/periglaciale landvormen: stuwwallen
Eemien: interglaciaal, west-NL zee, loofbossen
Weichselien: 115.000 tot 11.700 jaar geleden.
Periglaciaal, niet bedekt met landijs
Holoceen – interglaciaal 11.000/nu
Glaciale landvormen
Onder invloed van landijs
Stuwwallen: Landijs duwt sediment
IJssmeltwaterdal: Landijs smelt, breekt door wal
Sandr: Spoelzandwaaier, Smeltwater uit gletsjer neem sediment mee
Kameterras: Meer op gletsjer, Zand + grind, Afgezet
Esker: Tunneldal, Rivier/ smeltwater onder gletsjer, Opgevuld met sediment
Drumlin: Langwerpige heuvel, In de richting van de gletsjer
Grondmorene: Afgezet door gletsjer zelf, NO-NL (Drenthe)
Eindmorene: laatste stukje meegetrokken gletsjer
Sediment in het ijs zelf
Periglaciale landvomen
Tijdens een ijstijd, bodem is bevroren
Buiten invloed van gletsjers
Voornamelijk Weichselien
Koud, geen landijs
Dekzand
Fluvioglaciale afzettingen
Pingo(ruïne)
Permafrost
Cryoturbatie: smelten/ bevriezen van grondwater waardoor mening van grond ontstaat
Desert pavement: steentjes in verschillende lagen zand
Ijswig