wachsen (Wachstum) - zielen (Ziel) Flashcards
wachsen (Wachstum)
groeien
wählen (Wahl)
kiezen
Wahlen (mv)
verkiezingen
die Währung
valuta, geld (eenheid)
das Wahrzeichen
symbool
wandeln (Wandel)
veranderen
die Wandlung
verandering, ommekeer
die Wechselbeziehung
wisselwerking
weiterhin
verder
weithin
in sterke mate
die Welle
golf(lengte)
weitanschaulich
ideologisch
die Wende
keerpunt; de Duitse hereniging
wenn … auch
hoewel
wenngleich
hoewel
werben
werven, reclame maken
die Werbung
reclame
werten
beoordelen
wesentlich
wezenlijk, essentieel
der Wettbewerb
concurrentie
wider-
tegen-
widerfahren
overkomen, gebeuren
widerlegen, widersprechen
weerlegen, tegenspreken
widerrufen
herroepen
widersprüchlich
tegenstrijdig
sich widmen
zich wijden aan
wiederherstellen
repareren
wiederverwerten
recyclen
die Wirtschaft
economie
zaghaft
timide, bedeesd
zaudern
aarzelen
zaudernd
aarzelend
das ZDF (Zweite Deutsche Fernsehen)
Duitsland 2
es zeigte sich
het bleek
die Zeile
regel
das Zeitalter
periode, tijdperk
zeitgemäß
actueel, modern
zeitweilig
tijdelijk, voorlopig
zermürben
afmatten
das Zerrbild
karikatuur
zerreißen
verscheuren
der Zerrspiegel
lachspiegel
zerstören (Zerstörung)
verwoesten
der Zeuge
getuige
zielen (Ziel)
bedoelen; mikken, richten