verstoßen gegen (Verstoß) - vorzugsweise Flashcards
1
Q
verstoßen gegen (Verstoß)
A
handelen in strijd met
2
Q
versuchen (Versuch)
A
proberen, een poging doen; experimenteren
3
Q
vertreten
A
vertegenwoordigen
4
Q
eine Meinung vertreten
A
standpunt innemen
5
Q
der Vertreter
A
vertegenwoordiger, lid
6
Q
veruntreuen (Veruntreuung)
A
verduisteren
7
Q
verwalten (Verwalter)
A
beheren
8
Q
sich verwandeln
A
veranderen
9
Q
verwegen
A
roekeloos
10
Q
verwenden
A
gebruiken
11
Q
verwerten
A
verwerken
12
Q
verwirklichen
A
realiseren
13
Q
verzerren
A
vervormen
14
Q
verzichten auf (Verzicht)
A
afzien van, afstand doen van
15
Q
verzweifelt
A
wanhopig
16
Q
vielmehr
A
veeleer, in tegendeel
17
Q
von vornherein
A
bij voorbaat