sich herumsprechen - die Klausel Flashcards
1
Q
sich herumsprechen
A
van mond tot mond gaan
2
Q
herunterladen
A
downloaden (computer)
3
Q
hervorgehen
A
blijken
4
Q
hervorheben
A
benadrukken
5
Q
hervorragend
A
uitstekend
6
Q
hetzen
A
opjagen; ophitsen
7
Q
hiesig
A
van hier
8
Q
die Hingabe
A
toewijding
9
Q
hingegen
A
daarentegen
10
Q
hinlänglich
A
voldoende
11
Q
hinreichend
A
voldoende
12
Q
hinsichtlich
A
met betrekking tot
13
Q
ins Hintertreffen geraten
A
achterop raken
14
Q
(darüber) hinwegtäuschen
A
verbloemen, verhelen
15
Q
hinweisen (Hinweis)
A
(aan)wijzen op, informeren
16
Q
hochrechnen
A
een prognose maken
17
Q
immerhin
A
altijd nog; in elk geval