bedingt - bestürzend Flashcards
1
Q
bedingt (Bedingung)
A
beperkt, onder voorwaarde, tot op zekere hoogte
2
Q
bedürfen (Bedürfnis)
A
nodig hebben, behoeven
3
Q
beeinträchtigen
A
nadelig beïnvloeden
4
Q
befördern
A
vervoeren; bevorderen
5
Q
befürworten
A
pleiten voor
6
Q
begegnen (Begegnung)
A
ontmoeten
7
Q
die Begeisterung
A
enthousiasme
8
Q
begründen (Begründung)
A
motiveren
9
Q
behaftet
A
behept, belast
10
Q
behalten
A
houden; onthouden
11
Q
beharrlich
A
hardnekkig; vasthoudend
12
Q
behaupten
A
beweren; handhaven
13
Q
beheben
A
uit de weg ruimen
14
Q
Behörden (mv)
A
autoriteiten, overheid
15
Q
beimessen
A
toekennen
16
Q
belegen (Beleg)
A
bewijzen; bezetten
17
Q
beliebig
A
willekeurig