Waarnemen is selecteren (H3) Flashcards
Exteroceptieve zintuigen
De vijf klassieke zintuigen van de mens, ze ontvangen info van buitenaf.
Interoceptieve zintuigen
Zintuigen die info van binnen het lichaam ontvangen. Denk aan hongergevoel of gevoel dat je moet plassen.
Proprioceptieve zintuigen
Zintuigen over de positie van het eigen lichaam. Daartoe behoren de bewegings- en evenwichtszin. De bewegingszin trekt info uit receptoren op spieren, pezen en gewrichten. De evenwichtszin trekt info uit aparte organen in het binnenoor.
Afstandszintuigen
Zicht, Gehoor en Reuk
(Psychologie houd zich vooral bezig met visueel en auditieve informatie)
Nabijheidszintuigen
Tast en Smaak
Adequate prikkel
Een prikkel (energievorm) waarvoor een receptor het meest gevoelig is.
(Bij oog lichtenergie)
Ieder zintuig pikt slechts een deel op van het hele bereik van de inkomende informatie. bv. het oog pikt enkel het zichtbare spectrum op en geen radiogolven. Ze zijn er wel, maar we zien ze niet.
Ook het oor pakt maar een deel van alle geluidsgolven op. Alles buiten dat deel horen we niet. Het is er wel.
Verschil gevoelig zijn voor prikkels en ze gewaarworden of waarnemen.
Niet alle prikkels kan je waarnemen of gewaarworden. Toch kan je er wel gevoelig voor zijn. Zo kan je uv-stralen niet waarnemen of gewaarworden, maar toch reageert je huid er op door pigment aan te maken. Je huid is er dus wel gevoelig voor.
Absolute drempel / detectiedrempel
De minimumintensiteit die een prikkel moet hebben voordat wij hem kunnen waarnemen.
(Denk aan een geluid dat te zacht is om te horen, je zet het geluid harder tot je het kan horen)
Pijndrempel
Zeer intense prikkel diewe waarnemen, maar die ook pijn veroorzaakt.
Differentiële drempel / verschildrempel
Het minimumverschil dat nodig is om twee prikkels van elkaar te onderscheiden.
(Denk aan het vergelijken van 2 items waarvan het gewicht maar 20 gram scheelt)
Wet van Weber (Ernst Weber)
Het juiste waarneembare verschil tussen twee prikkels is niet een vaste grootheid, maar wel een vaste verhouding ten opzichte van de uitgangsprikkel.
De wet stelt dus dat de hoeveelheid die je moet toevoegen om een verschil in intensiteit te merken, een constante fractie is van de beginintensiteit. Die hoeveelheid duidt men aan als de Weberfractie.
vb. Weberfractie is 2 procent voor licht. 200 kaarsen branden hoeveel kaarsen zullen de weberfractie zijn. 200x0,02 = 4. Een verschil van 4 kaarsen zou dus opgemerkt kunnen worden.
De weberfractie is enigszins variabel omdat de verschildrempel van persoon tot persoon verschilt.
Aandachtsmechanisme in de hersenen
Dit zorgt voor supplementaire, meer actieve selectie van wat al dan niet waargenomen zal worden. Veel indrukken worden beperkt en slechts een kleine hoeveelheid dringt door tot het bewustzijn. De rede is dat we gewoon niet zo veel aandacht kunnen besteden aan binnenkomende informatie.
Factoren die van invloed zijn op aandachtsselectie
- Externe Factoren
Intensiteit van de prikkel
Contrast van de prikkel
Verandering van prikkel
Beweging van prikkel
Constante prikkels worden na een tijdje genegeerd door het bewustzijn. Dit heet habituatie.
- Interne Factoren
Behoeften en interesses (Ik zal stil staan bij het gewicht als iemand 180kg bencht, iemand zonder interesse zal hier aan voorbij lopen of het niet opmerken)
Actuele verwachtingen en emoties van de waarnemer (Ik die een telefoontje verwacht, zal meer op mijn telefoon letten)
Cocktailpartyfenomeen
Door een druk gesprek heen al het achtergrond geluid weg filteren tot iemand je naam noemt in een ander gesprek.
vb. Willem bij de schaatsbaan die mijn naam noemt, terwijl ik in gesprek met noud ben. De aandacht verschuift dan van mijn gesprek naar Willem zijn gesprek.
Subliminale waarneming
Prikkels of boodschappen die zo snel worden aangeboden dat je ze onmogelijk kunt opmerken, maar die ‘onbewust’ toch opgenomen worden door de hersenen, en van daaruit voorkeuren kunnen beïnvloeden.