De vele betekenissen van het woord 'geheugen' (H4) Flashcards
Geheugen definitie?
Het proces waardoor wij ervaringen vastleggen in onze hersenen en deze na verloop van tijd terug kunnen oproepen in het bewustzijn.
Expliciet/ Declaratief geheugen
Geheugenvorm die herinneringen actief oproept in het bewustzijn.
Weten ‘dat’: Je weet dat iets is gebeurt.
Impliciet/ non-declaratief geheugen
Proces waardoor geheugeninhouden direct op het gedrag inwerken, zonder het bewustzijn te passeren.
Bv. Je bencht, je hoeft niet meer actief op te roepen hoe dat moet in het bewustzijn. Hetzelfde geval met lopen of typen.
Heet ook wel het procedurele geheugen.
Weten ‘hoe’: Je weet hoe je iets doet, dus een vaardigheid.
De 2 verschillende expliciete geheugensvormen
- Episodische geheugen
Geheugenvorm die zich richt op gebeurtenissen. Je onthoud de herinneringen in een tijd-ruimtestructuur. Het gaat dan om weten ‘wanneer’ en ‘waar’. Is chronologisch geordend.
Ligt aan de basis van het autobiografische geheugen, dat is het gestructureerde geheel van herinneringen dat we met ons meedragen. Dit vormt op zich weer de basis voor persoonlijke identiteit.
Ook een stukje episodisch geheugen is het prospectieve geheugen. Dit is het geheugen dat je hebt voor zaken in de toekomst. Vb. het onthouden dat je in de toekomst naar de kapper moet en dit niet mag vergeten.
-Semantische geheugen
Geheugenvorm die zich richt op betekenissen, is thematisch geordend en niet chronologisch of tijd-ruimtelijk.
Vb. Het terug halen wat je hebt betaalt voor je schoenen. Hier komt geen chronologie of tijd-ruimte bij kijken.
Vb. De geur van een pizza herkennen door een herinnering. Dit is een non-verbaal voorbeeld.
Zintuiglijke / Sensorische geheugen
De mogelijkheid om zintuigsignalen als mentaal beeld beschikbaar te houden in de hersenen, wanneer de prikkels van de zintuigen zelf al verdwenen zijn.
Binnen het sensorische geheugen zijn er geheugens voor de verschillende zintuigen:
- Iconische geheugen
Visuele stimuli, hooguit 1 sec
- Echoïsche geheugen
Auditieve stimuli, hooguit 4 sec
Functioneel spoor
het gedurende een korte tijd even blijven functioneren van een specifiek neuronencircuit.
Het kortetermijngeheugen
Houd de waarneming vanuit zintuiglijke geheugen een tijd vast, lang genoeg om er efficiënt op te reageren en er vervolgens een blijvend spoor van te vormen.
Je kortetermijngeheugen kan ongeveer 7 losse gegevens tegelijk opslaan in het bewustzijn. Door gebruik te maken van chunking kan je dit uitbreiden. Je maakt van de losse gegevens een geheel. Je linkt losse cijfers dus aan bv. gebeurtenissen. Zo kan je 63 linken aan een C63s of aan een huis met nummer 63.
Het kortetermijngeheugen is ook tijdsbeperkt, ongeveer zo’n 20 sec. Nieuwe informatie duwt oude informatie weg. Ook dit kan verlengt worden door een impuls langer in te laten werken. Denk aan langer naar een telefoonnummer staren om het te onthouden.
In het kortetermijngeheugen wordt informatie veel bewerkt om het zo beter op te slaan of om iets uit te werken. Hierdoor is de naam werkgeheugen ontstaan voor het kortetermijngeheugen.
Belangrijkste onderdeel van het werkgeheugen is de centrale bestuurder. Die beslist welke informatie de aandacht krijgt en wat er mee wordt gedaan.
Fonologische lus (werkgeheugen)
Hier wordt auditieve informatie kort vastgehouden door ze inwendig te herhalen.
Visuospatiale werkblad (werkgeheugen)
Hier wordt visuele en ruimtelijke informatie vastgehouden.
episodische buffer (werkgeheugen)
Hier worden verschillende soorten informatie uit eenzelfde thema bij elkaar gevoegd om zo tot een totaalbeeld te komen.
Nu-bewustzijn
De denkbeeldige ruimte waar zich al onze momentele bewustzijnsinhouden zijn. Komt overeen met het werkgeheugen.
Het langetermijngeheugen
Als je een blijvend structureel spoor aanmaakt, dan wordt dit opgeslagen in het langetermijngeheugen.