vroegbarok Flashcards

1
Q

datering

A

1600-1650

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belangrijke landen

A

Italië
frankrijk
engeland
Duitsland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

genres

A
  • uitgebreide, meerdelige muziekstukken, zowel vocaal als instrumentaal
  • meerdelige genres worden belangrijker en talrijker
  • eendelige composities kunnen tot meerdelige samengevoegd worden
  • een aantal nieuwe genres ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vocaal eendelige genres

A

motet

begeleide monodie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

motet als vocaal eendelig genre

A
  • geeft aanzet tot meerdelige genres
  • meestal bijeengebracht in bundels
  • kan a capella, maar er kunnen ook instrumenten toegevoegd worden, die ofwel optioneel de zangstem verdubbelen of zelfstandige partijen hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

begeleide monodie

A
  • solomadrigalen met expressiviteit van het pre-barokmadrigaal zijn enerzijds uitgangspunt voor begeleide monodie en anderzijds voor de aria als nummer in de opera.
  • neemt expressiviteit solomadrigaal over
  • komen gebundeld voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bezetting begeleide monodie

A

1 zangstem

begeleid door basso continuo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vocaal meerdelige genres

A

cantate
oratorium en passie
mis
opera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cantate

A

= meerdelige nummercompositie voor vocale solisten, koor en orkest. (ontstaan uit motet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

koorcantate

A

zwaartepunt bij koor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

solocantate

A

vocale bezetting enkel uit 1 of meerdere solisten zonder koor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kenmerken cantate

A
  • kan geestelijk/ wereldlijk zijn
  • verschillende losse onderdelen voor solisten en koor
  • wordt gezongen tijdens kerkdiensten van de protestanten op zondagen en feestdagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oratorium

A
  • komt voor uit laude
  • meestal religieuze inhoud
  • wereldlijke onderwerpen zijn niet uitgesloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

passie

A
  • religieus oratorium met als thema het lijden en de dood van Christus, geniet de voorkeur van veel barok componisten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mis

A
  • invloed van cantate en oratorium
  • grote onderdelen zoals gloria en credo vallen uiteen in afzonderlijke delen
  • bezetting kan uitgroeien tot die van een oratorium, met verschillende vocale solisten, koor en orkest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opera

A
  • madrigaalkomedies vormen aanlopen naar de opera`

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

cante carnascialeschi

A

karnavalsliederen met komische uitbeelding van type-personages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

intermediën

A

luchtige tussenspelen met muziek tijdens pauzes van toneelstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

trionfi

A
  • openluchtspelen, met allegorische of mythologische personages, die de grote heersers over de steden voorstellen.
  • voorloper opera en ballet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

instrumentaal eendelige genres

A
fantasia en fuga
preludium en toccata
orgelkoraal of koraalvoorspel
variatiereeks
sinfonia en ouverture
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

fantasia en fuga

A
  • gegroeid uit recircare
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

fantasia

A

bestaat uit herhaald hoofdthema, dat in elke herhaling gevarieerd verschijnt door wijziging thema of wijziging tegenmelodieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

fuga

A

monothematische polyfone instrumentale vorm bij uitstek in de barok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

preludium en toccata

A
  • kan de fuga voorgaan
  • bedoeling is het opwarmen van de speler
  • allerlei speeltechnieken kunnen afgewisseld worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

orgelkoraal of koraalvoorspel

A
  • polyfone omspeling van een koraal, waarbij elke koraalzin door pregnante registratie en een ritme in lange noten duidelijk herkenbaar is.
  • kan als voor of naspel tegenover het gezongen koraal geplaatst worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

variatiereeks

A

in spoor van virginalisten, blijven in trek onder vorm van Folia, Passacaglia en ciacona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

sinfonia en ouverture

A
  • instrumentaal stuk dat opera, cantate of oratorium ka inleiden
  • eendelige compositie, met 3 geledingen
  • Italie: S-L-S
  • Frankrijk: L-S-L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

instrumentaal meerdelige genres

A

concerto grosso en soloconcerto
suite
sonata da chiesa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

concerto grosso

A

opeenvolging van verschillende onderdelen met contrasterend tempo/ karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

concerto grosso en soloconcerto

A
  • in loop barok wordt synfonia zelfstandige compositie
  • als er in de sinfonia gewerkt wordt met afwisseling van kleine en grote groep of solist en groep, geeft ze aanleiding tot concerto grosso en soloconcerto.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

soloconcerto

A

bereikt bij Vivaldi vaste drieledige vormgeving (allegro, andante, allegro)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

suite

A
  • grote reeksen dansen (verschillende benamingen per land)

- evolueert tot reeks gestileerde dansen: danskarakter blijft bewaard maar er wordt niet meer gedanst op deze muziek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

vaste opeenvolging dansen in de suite

A
  1. allemande
  2. courante
  3. sarabande
  4. gigue
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

sonata da chiesa

A
  • instrumentale canzone wordt uitgewerkt tot sonata da chiesa
  • vormgeving wordt eind 17e eeuw vastgelegd door corelli met 4 delen in contrasterende tempi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

delen sonata da chiesa

A
  1. grave
  2. allegro
  3. adagio
  4. allegro
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

bezetting solosonate

A

1 solist + basso continuo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

bezetting triosonate

A

2 solisten door continuo begeleid

38
Q

stemvoering

A

homofonie komt voor in begeleide monodie, reciet, arioso en aria als onderdeel opera.

39
Q

reciet

A
  • verhalende van de tekst overheerst
  • beperkte melodische verscheidenheid
  • meestal kleine intervallen
40
Q

aria

A
  • muzikale en melodische overheersen

- versieringen en tekstuitbeelding

41
Q

arioso

A
  • combo van zangerigheid van de aria met verhalende van reciet.
  • homofonie in combo met homoritmie
  • homofone akkoordstijl
42
Q

typische kenmerken barok

A
  • aandacht geven aan melodische bovenstem
  • stevig toch zangerige baspartij (basso continuo)
  • continuo partij wordt op het akkoordinstrument vrij uitgewerkt.
43
Q

melodie

A
  • langzame delen: lange en zangerige melodieën
  • snelle delen: vaak korte motieven, die in progressie/ sequens gevoerd worden.
  • soms assymetrie in opeenvolgende motieven, zinnen of grotere onderdelen
  • versieringen meestal niet uitgeschreven
44
Q

ritme

A
  • jachtig, stuwend en dynamisch
  • kracht ritme verhoogt door accenten op sterke tijden
  • voortduren gebruikte techniek is hemiool
45
Q

dynamiek

A
  • veel energie
  • contrastdynamiek
  • dynamiek in zinsherhalingen
46
Q

harmonisatie

A
  • geen modaliteit meer
  • klassieke tonaliteit en harmonie
  • dissonant akkoord als zelfstandig akkoord
  • door basso continuogebruik aanleiding tot muziek volledig vanuit harmonie gedacht is.
47
Q

camerata (Firenze)

A
  • opteren voor absolute verstaanbaarheid van het woord in de muziek
  • oorsprong in de neo-platonische gerichte literaire kring, vanaf 1580
  • dacht dat tragedie volledig werd gezongen
  • uitgangspunt is renaissancistisch, herleving van de antieken, maar realisatie is wel nog kind van zijn tijd.
48
Q

opera en begeleide monodie

A

= het imiteren in muziek van het spreken, van de redevoering, van een persoon + het overbrengen van bepaalde gevoelens op het publiek.
-Hoe? door middel van reciet afgewisseld met aria’s

49
Q

kenmerken opera en begeleide monodie

A
  • alles wordt begeleid door basso continuo
  • ariastijl staat dicht bij recietstijl
  • zelfden wordt aria begeleid door orkest of heeft een zelfstandige instrumentale passage
  • koor heeft beperkte rol
50
Q

Jacopo peri

A
  • 16e-17e eeuw

- schreef Dafne en Euridice

51
Q

Dafne (JP)

A
  • 1597
  • eerste opera geschreven voor lid Camerata
  • muziek is verloren gegaan
  • corsi schreef 2 fragmenten
  • libretto was van Ottavio Rinuccini
52
Q

Euridice

A
  • 1600
  • oudst bewaarde opera
  • in partituur geen instrumentatie aangegeven, behalve in sinfonia voor 3 fluiten
  • schreef veel feest en gelegenheidsmuziek in dienst van medici’s
53
Q

recitativo semplice/ stile recitativo

A
  • tekst heeft duidelijke persoonlijke betrokkenheid

- barok heeft aandacht voor emoties van de mens

54
Q

Guilio Caccini

A
  • 16e-17e E
  • componist en zanger in dienst van medici
  • componeerde voor 1600 verschillende intermezzi voor feestelijke gelegenheden
55
Q

Euredice (GC)

A
  • 1600
  • heeft geholpen, met enkele passages te schrijven
  • heeft daarmee zn eigen versie gemaakt
  • eerste opvoering in 1602
56
Q

nuove musiche

A
  • eerste bundel begeleide monodieën
  • genre ontstaat uit Stile rappresentativo
  • woord als uitgangspunt, expressie als einddoel
  • versieringen
  • veelvoorkomend onderwerp = canti amorosi
57
Q

Emilio de cavalieri

A
  • 16e-17e E
  • slechts even in Camerata gezeten daarna componeerde hij in Rome
  • inleider zogenaamde geestelijke opera
58
Q

rappresentazione de anima e di corpo (EDC)

A
  • 1600
  • inhoud lichaam en ziel moeten kiezen tussen leven op aarde of in de hemel
  • allegorie
  • orkest moet onzichtbaar opgesteld zijn
  • koor verdeeld in de gelukzalige en de verdoemde geesten
  • nieuw: toepassing strofische variaties in homofone koordelen
  • recietstijl is nog soberder
59
Q

claudio montiverdi biografie

A
  • 1567-1643

- afkomstig van Cremona (vioolstad)

60
Q

Orfeo (CM) jaartal

A
  • 1607
61
Q

Orfeo (CM) libretto door…

A
  • allessandro striggio
62
Q

Orfeo (CM) inhoud

A

proloog met begroeting door la musica, gevolg door 5 akten

63
Q

Orfeo (CM) kenmerken (123)

A
  • eerste opera die zich losmaakt van regels Camerata
  • laat verschillende scenes door verschillende instrumenten spelen
  • ontwikkelt werk met afwisselende vormen van muziek
64
Q

Orfeo (CM) kenmerken (456)

A
  • veel dramatisch verantwoorde instrumentale ritornelli en symfonie doorheen de opera
  • reciteren zijn dramatischer uitgewerkt, veel accompagnato reciteren
  • duidelijke ariastijl
65
Q

Orfeo (CM) kenmerken (789)

A
  • expressie verhoogd door dissonanten
  • koor belangrijke rol als commentator
  • grote gehelen worden door orkest ingeleid, onderbroken en gesloten
66
Q

l’incoronazione di Poppea (CM) jaar

A
  • 1642
67
Q

l’incoronazione di Poppea (CM) inhoud

A

verhaal uit romeinse geschiedenis

68
Q

l’incoronazione di Poppea (CM) schandaalgehalte door…

A
  • felle chromatiek
  • komische tussengeschoven taferelen
  • dubbele recietstijl (parlando en cantabile)
  • baslijn versoepeld in aria’s met ostinate baspartij
69
Q

gebeurtenis 1650

A

volle ontplooiing van het oratorium

70
Q

instrumentale muziek (2)

A

klaviermuziek

vioolmuziek

71
Q

klaviermuziek: girolamo Frescobaldi biografie

A
  • 1583-1643
  • leerling van Luzzaschi
  • afkomstig van Ferarra
  • accent op instrumentale werken
72
Q

vioolmuziek

A

triosonate voor 2 violen
solosonate
dansmodellen

73
Q

vioolmuziek triosonate

A
  • ontstaat begin 17e eeuw bij volgende componisten:
    salomone rosse
    biago marini
74
Q

vioolmuziek solosonate

A

-veel virtuoze elementen:
loopjes
grote sprongen

75
Q

vioolmuziek dansmodellen

A
  • komen niet voor in de sonata da camera
    niet toegelaten in de kerk
    “da camera”= de huiskamer
76
Q

Duitsland (componist)

A

heinrich Schütz

77
Q

heinrich Schütz biografie

A
  • 1585-1672
  • leerling giovanni gabrieli
  • hofkapelmeester in Dresden
  • heeft gereisd naar onder andere Italië
78
Q

stijl (heinrich Schütz)

A
  • Italiaanse ingesteldheid, geleidelijk worden typisch Duitse barokkenmerken voelbaar, die het Italiaanse verdrijven.
  • italiaanse uitgangspunt meest voelbaar in madrigalen
79
Q

psalmen davids (heinrich Schütz) jaar

A
  • 1619
80
Q

psalmen davids (heinrich Schütz) kenmerken

A
  • gebruik van 2/3/4 koren
  • instrumentaal ensemble
  • voortdurend gebruik van continuo
    -maakt onderscheid tussen:
    solistische vocale en instrumentale groepen
    cori favorito en geheel van de bezetting
  • in voorwoord Stile recitativo
81
Q

cantilenes sacrae (heinrich Schütz)

A
  • 1625
  • Latijns
  • voor katholieke eredienst gebruikt
  • heeft alle mogelijke tekstuitdrukkingsmogelijkheden en madrigalismen overgeplaatst naar polyfone religieuze muziek
82
Q

symphoniae sacrae (heinrich Schütz)

A
  • 1629/47/50
  • uit titel merk je eerbied aan gabrieli
  • eerste bundel overduidelijk Italiaanse invloed en invloed montiverdi
  • concertaso-stijl wordt toegepast in alle stemmen en instrumenten
83
Q

kleine geistliche Konzerte (heinrich Schütz)

A
  • 1636/39
  • kerkcantates voor kleine bezettingen
  • stile oratorio
84
Q

geistliche Chormusik (heinrich Schütz)

A
  • 1648
  • in deze bundel verwittigt hij jonge componisten voor het exclusieve gebruik van Stile moderne en basso continuo, zonder kennis van oude en duurzame polyfonie.
85
Q

Historien (heinrich Schütz)

A
  • voorbereiding Duitse oratorium stijl
  • gebruikt eigen Stile recitativo en oratorio met rijke dramatiek in tekstschildering
  • recieten zijn ritmisch vrij
86
Q

passies (heinrich Schütz)

A
  • einde van leven versobering (merk je in passies)
  • wil enkel directe expressie van het woord behouden
  • behandeling stemmen ook uiterst sober
  • wordt aan toonsymboliek gewerkt bv. gebruik Tritonus voor dood judas
87
Q

noordelijke Nederlanden componist

A

jan Pieterszoon Sweelinck

88
Q

jan Pieterszoon Sweelinck biografie

A
  • 1562-1621
  • organist en pedagoog, werkzaam te Amsterdam
  • Scheidt en SCheideman behoren tot zijn leerlingen
89
Q

jan Pieterszoon Sweelinck orgelwerk

A
  • variaties op liederen en dansen te vergelijken met stijl virginalisten
  • koraalvariaties gebaseerd op Duitse koralen
  • belangrijkste = fantasia
90
Q

jan Pieterszoon Sweelinck fantasia

A
  • staat reeds dichtbij definitieve fuga
  • monothematisch
  • veel belang aan contrapuntische tegenmelodieen
  • soms speelt chromatiek grote rol