rococo, classicisme, preromantiek Flashcards

1
Q

datering rococo

A

1715-1775

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

datering classicisme

A

1740-1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

datering preromantiek

A

1750-1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sfeer rococo

A

ontspannen en licht verstrooiingskarakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vormgeving rococo

A
  • verbrokkelde, niet organische opbouw binnen talrijke onderdeeltjes van een compositie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

melodie rococo

A
  • veel herhalingen en opgeplakte versieringen.

- alles is cliché matig en louter decoratief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

harmonisatie rococo

A
  • er is harmonische en tonale eenvoud en doorzichtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genres rococo

A
  • opera buffa en opera comique

- suite met programmatische nummers, vooral voor klavecimbel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

componisten rococo

A
  • coupering en Rameau (Frankrijk)
  • Pergolesi en Dominico Scarlatti (Italie)
  • Quantz (Duitsland)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sfeer classicisme

A
  • in oorsprong ook verstrooiingsmuziek, maar geleidelijk zal componist een persoonlijke stempel op zijn muziek drukken. Hierbij probeert hij het volmaakte evenwicht tussen reden en gevoel te vinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vormgeving classicisme

A
  • nieuwe vormen groeien uit tot algemeen aanvaardbare compositieschema’s: sonate en symfonie.
  • duidelijkheid, symmetrie, evenwicht en degelijke constructie staan centraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

melodie classicisme

A
  • contrasterende bithematiek; begin van motivische arbeid
  • het splitsen van een thema in verschillende motieven die voor verwerking in aanmerking komen.
  • symmetrische periodes, onder te verdelen inzingen, halfzinnen en motieven van gelijke duur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

harmonie classicisme

A
  • bevestigde harmonisatie door het beklemtonen van de hoofdgraden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

genres classicisme

A
  • opera seria en muziekdrama

- instrumentale muziek van solo-instrument tot orkest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

componisten classicisme

A
  • Gluck (Fr.)
  • Johann Christian Bach (Dui.)
  • Haydn en Mozart (Oostenrijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sfeer preromantiek

A
  • schuchtere en voorzichtige gevoelsuitdrukking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

benamingen schuchtere en voorzichtige gevoelsuitdrukking

A

Emfindsamkeit, Empfindsame Stil, Sturm und Drang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vormgeving preromantiek

A
  • sonate en synfonie

- soms vrije vorm= fantasia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Mannheimse school benamingen voor steeds terugkerende motieven (preromantiek)

A

rakete
Seufzer/ appogiatuur
walzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

betekenis rakete

A

stijgend gebroken akkoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

betekenis Seufzer/ appogiatuur

A
  • akkoordvreemde noot die op de tijd lost door een stijgende of dalende secundebeweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

betekenis Walzen

A
  • cirkelfiguurtje in korte noten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

harmonisatie preromantiek

A
  • gevoelsgelaten en expressief, modulaties worden spanningsrijk
  • overgangsdynamiek is versterkt door expressieve aspecten
24
Q

genres preromantiek

A
  • lied
  • instrumentale muziek (solo en orkest)
  • Singspiel
25
Q

componisten preromantiek

A
  • Duitsland: C.P.E. Bach, Johan Schobert, school van Mannheim met Johan en Karl Stamitz
  • andere componisten zoals Mozart kennen ook preromantische fase
26
Q

vernieuwingen bij instrumenten preromantiek

A
  • vooral houtblazers worden ontdekt
27
Q

gemeenschappelijk kenmerk van de drie periodes

A

homofone in de stemvoering

28
Q

orkest in classicisme

A
  • er treedt een rolverdeling op
    ° strijkers: steeds hoofdmelodie bij violen
    ° hout: kleurende rol, soms overname hoofdmelodie
    ° koper: plastische rol, accentueren sterke passages
29
Q

Orkest en instrumenten

A
  • bij feestelijke gelegenheden worden trompetten toegevoegd.
  • trombones worden niet in een orkest gebruikt, wel in opera’s en grote vocaal-orkestrale werken.
  • Mozart is eerste die klarinetten gebruikt
  • pianoforte = nieuwkomer, gezocht om expressieve mogelijkheid, niet in het orkest
  • blokfluit, klavecimbel en bassocontinuogebruik zijn verdwenen.
30
Q

nieuwe genres

A
  • sonate
  • symfonie
  • concerto
  • concertate symfonie
  • kamermuziek
31
Q

sonate

A

= compositie voor solo instrument

32
Q

delen sonate

A
  1. sonatevorm
  2. liedvorm/ variatievorm
  3. rondo
33
Q

verschillende sonates

A

p. 134

34
Q

symfonie

A

= compositie voor orkest waar barokke concertatostijl plaats gemaakt heeft voor het symfonisch versmelten van alle instrumenten

35
Q

bouw symfonie

A
  1. sonatevorm
  2. liedvorm
  3. menuet
  4. rondo/sonatevorm
36
Q

concerto

A
  • 3 delen
  • tempi en vormgeving zoals sonate
  • enkel soloconcerto komt nog voor
  • houtblazers zijn populair als coloristen
  • groot aantal piano- en vioolconcerto’s
37
Q

concertate symfonie

A
  • midden tussen symfonie en concerto
  • verschillende solisten maar orkest komt meer aan bod dan in een concerto
  • structuur en inhoudelijke uitbouw sluiten volledig aan bij vernieuwingen 2e helft 18e E.
  • vooral beoefend in school van Mannheim
38
Q

composities volgens het suitebeginnen

A
  • divertimento
  • serenade en cassatione
  • verstrooiingsmuziek
  • vaak huldigingsmuziek
39
Q

kamermuziek

A
  • strijkkwartet geliefde genre

- bouw identiek aan symfonie

40
Q

Italië componist

A

giovanni battista pergolesi

41
Q

giovanni battista pergolesi stijl

A
  • komt voor 18e E tot rococo buffo stijl: la serva padrona(1733)
  • eerst opgevat als intermezzo tussen bedrijven van ernstige opera, maar uiteindelijk haalde la serva padrona meeste succes
42
Q

instrumentale muziek Italië componisten

A

Domenico Scarlatti

Luigi Boccherini

43
Q

Domenico Scarlatti

A
  • zoon allessandro Scarlatti
  • essercizi per gravicembalo: bestaan uit 560 sonaten in rococo stijl
  • experimentele speeltechnieken
44
Q

experimentele speeltechnieken Domenico Scarlatti

A
  • octaafverdubbelingen in L-hand
  • terts en sext parallellen
  • grote sprongen
  • gebroken akkoorden
  • virtuoze versieringen
45
Q

luigi Boccherini

A
  • componist en cellist
  • technische vernieuwing= spelen in hoge posities, waarbij duimpositie wordt gebruikt
  • vormgeving: classicistich met zin voor motivische inhoud
  • expressieve melodie met Italiaanse cantibiliteit neigt naar preromantische
46
Q

Duitsland-Oostenrijk componisten en scholen

A
  • Christoph Willibald von Gluck
  • Mannheimse school
  • Johann Schobert
  • Carl Philipp Emanuel Bach
  • Johann Christian Bach
  • Eerste Weense school
  • Wolfgang Amadeus Mozart
  • Haydn
47
Q

Christoph Willibald von Gluck muziekdrama

A
  • wil zoals Montiverdi alle onderdelen van het muziekdrama geheel afstemmen op het zo intens mogelijk uitrukken van dramatische inhoud uitgaande van de tekst.
  • tekst is belangrijker dan muziek
  • schrijft dit uit in classicistische stijl
  • geheel is doelgericht en tegelijk beladen met beheerste uitdrukking
  • preromantisch zijn liedkarakter van sommige aria’s
48
Q

Christoph Willibald von Gluck Euridice

A
  • 1762
  • onder invloed Franse stijl komt veel ballet voor
  • koor geeft prachtige homoritmische passages met expressieve harmonisatie en spanningsrijk chromatische akkoordverschuivingen
49
Q

Mannheimse school preromantiek

A
  • grote aandacht aan overgangsdynamiek en aan kleurinstrumenten
  • preromantische stijl berust verder op harmonische figuren zoals Seufzer, Rakete, Walzer,..
  • Nieuw = grote bezetting van het orkest, met toevoeging klarinetten.
50
Q

Mannheimse school orkest

A
  • voor het eerst sprake van orkestdiscipline: groep wordt als 1 homogeen geheel beschouwd.
  • -> uniformiteit boogstreken
  • -> perfectie in frasering
  • -> …
51
Q

Mannheimse school componisten

A
  • Johan stamitz wordt in 1745 leider van de hofkapen en zijn zoon Karl volgt hem op.
  • Christian Cannabich volgende leider hofkapel: bekend als dirigent.
  • ze componeerden symfonieën, concerto’s en concertante symfonieën.
52
Q

Johann Schobert stijl

A
  • preromanticus
  • geen basso continuo meer, klavier krijgt leiding en wort zwaar behandeld.
  • buit harmonie uit, vooral in de modulatiepassages waar hij sterke akkoordische spanning bekomt.
53
Q

Johann Schobert Sinfonies pour le clavecin

A
  • klavecimbelsonates met ad libitum begeleiding
  • zware orkestbehandeling en het suggereren van orkest door begeleidingsinstrumenten die enkel kleurende rol hebben, rechtvaardigen de titel symfonie.
54
Q

Carl Philipp Emanuel Bach stijl

A
  • preromantiek
  • bijdrage tot uitbouw van de klassieke sonate
  • fantasia’s zijn experimenteel
  • wil expressiviteit verhogen
  • in concerto’s enkele merkwaardige composities, met confrontatie tussen oud en nieuw belicht worden.
55
Q

Carl Philipp Emanuel Bach experimentele fantasia’s door…

A
  • geen enkele vormgebondenheid aanwezig
  • schrijft zelfs zonder maat en wisselt zeer snel klaviertechnieken met elkaar af.
  • ook in harmonie experimenteel
56
Q

Johann Christian Bach stijl

A
  • classicisme met een verstrooiend, decoratief karakter
  • Italiaanse invloed overduidelijk
  • levendige en vinnige muziek
  • totaal indruk: probleemloosheid, van uiterste vlotheid