hoogbarok Flashcards

1
Q

verschillen hoogbarok en vroegbarok

A
  • rennaisance werkt door in haar interesse voor de antieke mythologie
  • opera in vroege barok gebruikt zelfde verhalen maar was emotioneler
  • 1837: commerciële operahuizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Italië belangrijke componisten

A
  • Francesco Cavalli
  • pietro Antonio cesti
  • Allessandro Scarlatti
  • Giacomo Carissimi
  • Arcangelo Corelli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Francesco Cavalli stijl (123)

A
  • neemt dramatische opzet Montiverdi over
  • werkt regelmatig in ariosostijl
  • secco reciet uitsluitend gebruikt voor eenvoudige mededeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Francesco Cavalli ariosostijl

A

laat aria’s onderbreken door tussengeschoven reciet en arioso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Francesco Cavalli stijl (456)

A
  • melodische kracht steunt op intervalkeuze
  • eenvoudige harmonisatie
  • vaak ternaire maten, met dansritmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Francesco Cavalli stijl (78)

A
  • beginnen meer en meer te schrijven wat publiek mooi vind

- tekst wordt belangrijker dan muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pietro Antonio cesti stijl

A
  • tekst is ondergeschikt aan muziek

- opera is en 1e plaats muzikale gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pietro Antonio cesti aria’s

A

krijgen bel canto karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pietro Antonio cesti structuur

A

veel gebruikte structuur is: ABB’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pietro Antonio cesti gelijkenissen met Cavalli

A
  • reciet uitwerking

- chaconne in ensembles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Allessandro Scarlatti stijl

A
  • lyrische stijl van Venetie maar gaat ermee naar Napels
  • virtuositeit demonstreren met uitgebreide decoratieve versieringen (colorature en cadenza ontstaan)
  • inhoud wordt steeds minder belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Allessandro Scarlatti vernieuwingen

A
  • toenemende belang orkest in ouverture
  • uitgebreide en verzorgde instrumentatie in aria-omlijsting
  • italiaanse ouverture krijgt vaste vorm (S-L-S)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Allessandro Scarlatti aria di baule/ valiesaria

A

aria’s van de ene naar de andere aria overplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

doel valiesaria

A

publiek behagen door schittering van de zangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Napolitaanse concertopera Allessandro Scarlatti

A
  • gaat enkel om muziek, geen interessante tekst

- zuiderse exuberante invulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Giacomo Carissimi reciet

A
  • krachtige ritmiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Giacomo Carissimi instrumentatie

A
  • beperkt en ondergeschikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Giacomo Carissimi oratorium

A
  • eenvoud om het een didactische betekenis te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Giacomo Carissimi cantates

A
  • harmonisatie is meer uitgewerkt

- regelmatige contrapuntische schrijfwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Giacomo Carissimi stijl

A
  • lyrisch toch nog enkele dramatische momenten
  • structuur door plaatsing koornummers tegenover solistische nummers
  • koor niet beperkt tot commentaar maar neemt ook dele aan de actie
  • zelfden polyfonie
  • eenvoudige harmonisatie en constant (tekstduidelijkheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Giacomo Carissimi koorgedeeltes

A
  • indringend door declamatorische stijl
  • gelijkritmische stemvoering
  • tekst en scanderende ritmiek
22
Q

arcangelo Corelli sonate

A
  • sonata da chiesa
  • sonata da camerata
  • solosonate
  • triosonate
23
Q

arcangelo Corelli sonata da chiesa

A

vierledigheid is bereikt: L-S-L-S

ook uitzonderingen met vijf delen/ variatiereeksen

24
Q

arcangelo Corelli solosonate

A
  • komen beide types voor:
    kerksonates, 5 bewegingen: L-S-S-L-S/L-S-L-S-S
    sonata da camera
25
Q

arcangelo Corelli triosonsate

A
  • gebruikt in trage delen een vrije fugato stijl
26
Q

arcangelo Corelli concerto grosso

A
  • grote bloei pas in laatbarok
  • bezettin triosonate maar groter
  • afwisseling tussen ripieno en concertino is nogal vrij per motief verlopend (dynamische contrasten)
27
Q

concerto grosso (AC) delen

A

concertino: 3solisten (spelen voortdurend)
ripieno: rest orkest (verdubbeld af en toe)

28
Q

Frankrijk componisten

A
  • jean-baptiste Lully (JBL)

- Marc Antione Charpentier (MAC)

29
Q

ballet de cour (JBL)

A
  • opgevat als uitbeelding van een allegorisch gegeven
  • in uitwerking werden vocale en instrumentale muziek, dans, kostumering,… verenigd.
  • vocale partijen waren meerstemmig
30
Q

stijl air du cour

A

modische en vaak met strofische variaties

31
Q

opera (JBL)

A
  • probeert typisch Franse opera te creëren
  • overgangen van reciet naar aria en arioso gebeuren regelmatig en onopvallend
  • versieringen aria zijn schaarser en soberder dan italianen
  • elke akte eindigt op apotheose
32
Q

typisch franse opera volgens Lully

A
  • la tragedie en musique
  • lange duur
  • muziek op eerste plaats en tekent personages en situaties
  • lyrisch decoratief, niet echt dramatisch
33
Q

tragédie Racine et corneille Lully

A
  • voorbeeld voor reciet en aria

- -> recitatief is accompagnato, zwaar in voordracht en accentuering

34
Q

opera (JBL) rol koor

A
  • verstevigen en versterken van solisten of refrein dat afwisselt met solisten
35
Q

stijl Marc Antione Charpentier

A
  • sluit aan bij Lully
  • opbouwen en uitwerking zoals Carissimi
  • functie te vergelijken met Carissimi
36
Q

instrumentale muziek Frankrijk

A
  • luitmuziek: Denis Gaultier

- klaviermuziek: Louis Couperin

37
Q

luitmuziek (DG)

A
  • bundels: livre de tabulature (1672)

- D maakt gebruik van tabulatuur

38
Q

klaviermuziek (LC)

A
  • neemt stijl van Gaultier over in orgel en klaviermuziek

- zijn neef zal hoogtepunt vormen

39
Q

Engeland componist

A

Henry Purcell

40
Q

Dido and Aeneas (HP)

A
  • 1689
  • geschreven voor meisjespensonaat
  • inhoud toont verburgerlijking: natuurtaferelen, liefdesscènes,…
41
Q

Italiaanse invloeden in dido and Aeneas

A
  • vlotheid recieten

- basso continuo in sommige aria’s

42
Q

Franse invloeden in dido and Aeneas

A
  • koorstijl
43
Q

Engels kenmerk in Dido and Aeneas

A
  • overgenomen van Masque = koor die dramatisch deelneemt aan de actie
44
Q

persoonlijke kenmerken in Dido and Aeneas (HP)

A
  • lengte en soepelheid ariamelodie

- voortdurende polyfonie tussen zangstem en instrumentale omlijsting

45
Q

toneelmuziek (Engeland)

A
  • masques/ muziek voor toneelstukken
  • grote opzet en omvang
  • harmonisch en chromatiek rijk
46
Q

betekenis masques

A

gesproken drama’s met gezongen gedeeltes

47
Q

consort music

A
  • muziek voor een ensemble
48
Q

Duitsland componist

A

Dietrich Buxtehude

49
Q

orgelmuziek (DB)

A
  • hoogtepunt noordduitse orgelschool
  • Bach kwam te voet naar kerk waar Buxtehude speelde om naar hem te luisteren.
  • ontwikkelt strenge formele principes van de fuga
  • stijl is vrij en fantasierijk in de chaconne en passacagalia
50
Q

belangrijke figuur in Zuidduitse orgelschool

A

johan Pachelbel