late middeleeuwen Flashcards
datering
1160-1400
13e eeuw algemene situering
Frankrijk is het belangrijkst
koningen hebben sterke machtspositie
bloeiende handel zorgt voor meer macht in de burgerij
eerste universiteiten worden opgericht
14e eeuw algemene situering
100 jarige oorlog tussen Fr. en ENG
door onrust in Rome verhuisden pausen naar Avignon
de pest breekt uit
troubadours en trobairitz
Zuid-Frankrijk
12-13e eeuw
verarmde adel
enige bekende trobairitz
beatriz, condesa de dia
1 melodie van haar bekend: chantan mer de so q’ieu non volvia (liefdeslied).
tekstinhoud van troubadours
hoofse liefde tot vrouw, jaloersheid en verbanning
muzikale kenmerken troubadours
1stemmig beperkte tessituur schaarse chromatiek weinig grote sprongen enkel zangmelodie is genoteerd
estampida
instrumentale dans
trouvères
noord Frankrijk
13e eeuw
adel en burgerij
kenmerken trouvères
geen hoofse liefde meer maar realistische beschrijving
terughoudend en afstandelijkheid tegenover vrouw
soms vroomheid
zelfde muzikale kenmerken als troubadours
minnesänger
Duitsland
12-14e eeuw
adel
kenmerken minnesänger
expressie is zwaarder
meer 2 ledigheid
bar-vorm krijgt eigen benaming: stollentype
2 soorten stollentypes
eenvoudig stollentype (aab) afgerond stollentype (aaba)
laude en geisslerlieder
13e-14e eeuw
Italië en Duitsland
laude
typisch voor religieuze bijeenkomsten
geisslerlieder
- onbegeleide eenstemmige liederen
evangelische koralen nemen melodieën over van geislerlieder
notre dame school in Parijs
centrum ontwikkeling meerstemmigheid
grondleggers notre dame school
leoninus en perotinus
Leoninus
- componeert zwevend organum voort en wisselt deze af met 1 stemmige gregoriaanse zinnen
- gelijkmatig ritmische stijl
perotinus
nieuwe stijlelementen maar nog steeds zelfde structuur
3/4 stemmige zettingen
herhalingen melodische motieven
tegenbeweging en stemkruising
tersten en sexten
neventechnieken zoals stimmtausch, canon en hoquetus
stimmtausch
techniek waarbij twee stemmen in twee opeenvolgende zinnen melodische motieven met elkaar uitwisselen
canon
techniek waarbij verschillende stemmen dezelfde melodie zingen maar na elkaar inzetten
hoquetus
een melodie, waarvan de eenheid voor de hand ligt, wordt over verschillende stemmen gespreid, waarbij de stemmen meestal rusten voor en na hun melodiefragment.
clausula
verkorte, gesloten gezang, waarbij de cantus firma’s in de tenor in kortere noten voortgaat, waardoor hij beweeglijkheid en vrijheid krijgt.
conductus
religieus niet liturgisch gezang
meerstemmigheid kenmerken conductus
alle stemmen zijn vrij gevonden door de componist
Latijnse tekst bestaat uit metrisch verzen
stemvoering is homoritmisch
2/3/4 stemmig
copula of cauda
voorloper motet
motet
laat middeleeuwse bekroning van de meerstemmigheid
volmaakte polyfonie
vroege motetten hebben beknopte lengte van copula of clausa
grote evolutie met hoogtepunt en eindpunt in de barok
ontstaan motet
circa 13e eeuw in notre dame school (rest p.36)
kenmerken motet (COLA)
- cantus firmus in de tenor
- alle stemmen zijn onafhankelijk op melodisch en ritmisch gebied
- lineaire polyfonie
- onafhankelijke teksten
tekstverdeling motet
twee bovenste stemmen hebben verschillende teksten
tenor heeft enkel incipit
naamgeving stemmen in motet
tenor (onderstem)
duplum (eerste stem boven tenor)
triplum (tweede stem boven tenor)
quadrumplum (derde stem boven tenor)
franco stijl
dubbele evolutie in constructie tenor:
- herhaalde ritmisch motief wordt verkort en door veelvuldige herhaling obstinaat
- tenor verloop tin motieven van ongelijke lengte, wat hem tot evenwaardige partij maakt tegenover andere stemmen
Triplum wordt meest beweeglijke stem
ars nova
in Frankrijk met Philippe de Vitry en Guillaume de Machaut
biografie Philippe de vitry
beschouwde zijn muziek als de nieuwe kunst
verantwoordelijk voor benaming van stijlen in de muziek
traktaat van ars nova
1320
Basis voor onze kennis van de evoluties in de polyfonie rond 14e eeuw.
1e codificiëring van de mensurale ritmiek
belang en mogelijkheden musica ficta worden uitgelegd
musica ficta
meer chromatiek
uitdrukking van tekst in de muziek verhoogt
contratenor
aanvankelijk gelijkritmisch met tenor
oorspronkelijk hoger gelegen (contratenor altus)
kan ook lager liggen (contratenor bassus)
volheid in samenklank door
stemmenaantal vergroot
gesteund door stevige harmonische achtergrond
nieuwe samenklanken
gebruik van terts en sextintervallen verhoogt
harmonische wendingen ontwikkelen
eindsamenklank gebaseerd op holle kwint
kenmerken isoritmisch motet
tenor verloopt in motieven
talea en color kunnen afgewisseld worden
andere stemmen kunnen ook isoritmisch of isomelisch zijn
color (motief tenor in isoritmisch motet)
zelfde toonhoogte verloop maar verschillend ritme(isomelie)
talea (motief tenor isoritmisch motet)
zelfde ritme maar verschillen toonhoogteverloop (isoritmie)
ontstaan miscompositie in ars nova
meerstemmige misdelen
compilatiemis
eenheidsmis
meerstemmige misdelen
in de 14e eeuw worden deze afzonderlijke misdelen polyfoon of in balladestijl uitgewerkt
compilatiemis
mis van Doornik 1330 is anoniem, samengevoegd en bevat verschillende stijlen van verschillende componisten.
eenheidsmis
- Guillaume de Machaut zal eerste zijn die zelf een volledige mis componeert.
- unitaire mis
- eenheid gevormd door zelfde cantus firmus in alle delen van de miscompositie.
biografie Guillaume de Machaut
componist en dichter
le livre de voir dit = autobiografie
bezoekt vaak Avignon
kenmerken Messe de notre dame (GDM)
vierstemmig volheid in alle delen aanwezig twee hoofdmotieven die in alle delen voorkomen besef harmonische samenklank korte tekstloze passages
motet (GDM)
meertalig (meestal frans of latijn)
isoritmische behandeling in tenor
musica ficta elementen
vaak vier notenmotieven
chanson (GDM)
voortzetting troubadours
nu ook meerstemmige wereldlijke muziek
verschillende types
chanson is overkoepelende stem
soorten chansons (GDM)
- Lai
- Virelai
- Rondeau
- Ballade
trecento in Italie eeuw + belangrijkste componist
14e eeuw
Francesco Landini
biografie Francesco Landini
afkomstig van Firenze
typisch kenmerk: cadensen VII –> VI –> I (landini cadens)
VI wordt de landini sext genoemd
genres in trecento
instrumentale dans (trotto, istampite, saltarello)
madrigaal
caccia
ballata
madrigaal kenmerken
tweestemmig
caccia kenmerken
driestemmig (twee bovenstem in canon en vrije tenor)
beschrijving van de jacht of van schilderachtige taferelen
muziek doet aan tekstuitbeelding
ballata kenmerken
twee of driestemmig
bouw te vergelijken met virelai, onbeperkte stanze
stijl Landini
voorkeur voor balladestijl
talrijke en ingewikkelde versieringen
evenwichtige vormgeving
wijzen vooruit naar optimisme renaissance, waardoor trecento ook wel ererenaissance wordt genoemd